nieuws

Toespraak Roemer Februaristaking: 'De strijd gaat altijd door'

'Ik hoop dat, met de Februaristaking als bron van inspiratie, heel veel mensen het kunnen opbrengen om ook nu heldhaftig, vastberaden en barmhartig op de bres te staan. Voor het behoud van de beschaving, voor de democratische rechtstaat, voor de menselijke waardigheid. Voor de internationale solidariteit met hen die nu met deze waarden hun strijd voeren.' Dit zei SP-Leider op de bijeenkomst '70 jaar Februaristaking' van het Amsterdamse Abvakabo FNV-comité in de Stopera in Amsterdam. Traditiegetrouw organiseert de bond, voorafgaand aan het officiële defilé bij de Dokwerker, een eigen bijeenkomst. Na afloop van de bijeenkomst legde Roemer samen met partijsecretaris Hans van Heijningen en Amsterdamse SP-ers Remine Alberts en Laurens Ivens een krans namens de SP bij het standbeeld van de Dokwerker.

Hieronder vindt u de gehele toespraak van Emile Roemer. U kunt de kranslegging en toespraak ook terugkijken.

Zeventig jaar is een lange tijd, bijna een mensenleven lang. Zo lang is het geleden dat hier in Amsterdam de Februaristaking begon. De herinnering aan deze volksopstand tegen angst en barbarij leeft nog steeds - en misschien wel steeds meer. Omdat deze staking liet zien wat moed en solidariteit betekenen voor een samenleving. De Nederlanders die op 25 en 26 februari 1941 het werk neerlegden, voerden geen actie voor hoger loon of beter werk. Zij streden voor iets veel groter, voor solidariteit met medeburgers en behoud van de menselijke waardigheid.

Onze soldaten waren in mei 1940 geen partij geweest voor de Duitse overmacht. Ook mijn vader niet, die in Groesbeek lag, tegen de Duitse grens. ‘Met een oud schietgeweer en drie kogels’, zei hij later, als hij mij zijn mobilisatiekruisje liet zien. Voordat hij en zijn maten het goed en wel in de gaten hadden, waren de Duitsers al binnen. Mijn vader moest met zijn legereenheid steeds verder terug, de grens met België over, richting Duinkerken. De Duitsers trokken naar Holland. Hun tanks leverden slag tegen onze soldaten bij de Grebbeberg, hun parachutisten bezetten de Moerdijkbrug, hun bomenwerpers zetten Rotterdam in vlammen.

Na drie dagen was de oorlog voorbij, maar de strijd was nog maar net begonnen. Drie dagen oorlog werd gevolgd door vijf jaar bezetting, iets wat Nederland sinds de Franse Tijd, aan het begin van de 19de eeuw, niet meer had meegemaakt. Hoe het is om te leven in een bezet land, waar mensen bang worden gemaakt en tegen elkaar worden opgezet, ik kan het me bijna niet voorstellen hoe moeilijk dat is. Maar in opstand komen, daadwerkelijk te vechten tegen de dictatuur, hoe moeilijk moet dat zijn geweest? Toch hebben, vandaag zeventig jaar geleden, mensen juist dát gedaan.

Die dagen werd de Duitse dictatuur over bezet Nederland aan het wankelen gebracht. Eventjes maar, maar toch. Hoe belangrijk is dat wel niet geweest, voor de moraal van de mensen, voor de hoop op verbetering, voor het geloof in de strijd?

Maanden waren voorbijgegaan na de inval in mei 1940. Aanvankelijk hadden de Duitsers ons proberen te paaien. Er waren mensen opgestaan die de nieuwe realiteit wilden aanvaarden. De media waren overgenomen door de bezetter en hadden stap voor stap hun toon aangepast. In grote delen van het land ging het leven verder, van verzet was nog nauwelijks sprake. Duitsland won op alle fronten. Maar stap voor stap kreeg de bezetting steeds grimmiger vormen. Mensen begonnen zich te realiseren dat het echt gedaan was met de democratie, de vrijheid, met elementaire rechten van de mens.

De eerste razzia’s op joodse Nederlanders kwamen hier in Amsterdam. Getreiter en intimidatie door de NSB waren daaraan voorafgegaan. De NSB was begonnen als protestbeweging tegen de Nederlandse regering, maar na de Duitse inval verworden tot handlanger van de bezetter. Halverwege de jaren dertig was de NSB razendsnel opgekomen. De nieuwe beweging sprak laatdunkend over de parlementaire democratie en maakte steeds hatelijker de opmerkingen over joodse Nederlanders.

Bij de Statenverkiezingen in 1935 scoorde de NSB 8 procent, tot ontzetting van de politieke elite. Lang duurde de opkomst van de beweging echter niet. Vanaf 1937 was de NSB, in navolging van het Duitse voorbeeld, openlijk antisemitisch geworden. Dat jaar viel bijna de helft van de aanhang weg en bij de Statenverkiezingen van 1939 haalde de NSB nog maar 3,9 procent. De radicalisering die de beweging had doorgemaakt, kreeg weinig steun van de bevolking.

Joodse Nederlanders hoorden volgens de nieuwe NSB-normen tot ‘een nomadenvolk dat niet van ons bloed is’, zo schreef de partijkrant Volk en Vaderland. Die optelling leidde ook tot protest. Jonge Nederlanders zongen op straat het volgende lied op de NSB:

Op de hoek van de straat staat een NSB’er ’t Is geen mens, ’t is geen dier, ’t is een farizeeër Met de krant in de hand staat hij daar te venten En verkoopt zijn Vaderland voor slechts enk’le centen

NSB’ers voelden de afkeer van de bevolking, maar dat maakte hen niet minder agressief tegen vooral joodse Nederlanders. Hun geüniformeerde bendes trokken de Amsterdamse Jodenbuurt in, om mensen te beledigen, te pesten en te bestelen. Joodse Nederlanders wisten dat ze tot zondebok waren uitgeroepen. Op 10 januari werden ze bevolen zich als jood - voljood, halfjood, kwartjood - te registreren. Registreren was de eerste stap, daarna volgden intimideren, daarna isoleren.

De Februaristaking was een unieke staking in de geschiedenis van ons land. Het was een staking waarin Nederlanders hun solidariteit betuigden met landgenoten die buiten de samenleving werden gezet. Het was een poging om het isolement van de joodse Nederlanders te doorbreken. Een manier om te laten zien dat we ons niet bang laten maken en ons niet laten verdelen.

Het verzet begon overigens in de joodse gemeenschap zelf. Joodse burgers in de Jodenbuurt vormden knokploegen, waarbij ook andere Amsterdammers, vooral uit de Jordaan en de Eilanden, zich aansloten. Op 8 februari kwam het tot een grote vechtpartij op het Thorbeckeplein. Daarop werd de Jodenbuurt dagenlang met prikkeldraad afgesloten. Een week later verweerden in Amsterdam-Zuid de exploitanten van ijssalon ‘Koco’ - joodse vluchtelingen uit Duitsland - zich dapper tegen een inval van de Grüne Polizei. De film ‘De IJssalon’ vertelt dat verhaal.

Drie dagen later kreeg Nederland zijn eerste razzia’s. Daarbij werden meer dan 400 jonge joodse mannen opgepakt. Ze wisten toen nog niet dat ze later op transport zouden worden gezet naar concentratiekamp Mauthausen. Veel Amsterdammers spraken er onder elkaar schande van - en vroegen zich af wat ze konden doen om hun stadgenoten te helpen.

De georganiseerde aanval op joodse Amsterdammers was voor het bestuur van de Communistische Partij van Nederland de aanleiding een algemene staking uit te roepen. De communisten hadden tot dan toe een voortrekkersrol gespeeld in het verzet. Het besluit tot de staking, op 24 februari, getuigde van veel durf, de CPN was illegaal verklaard. Maar het uitroepen van de staking was ook een grote verantwoordelijkheid, de reactie van de bezetter kon hard en bloedig zijn.

Partijleden en sympathisanten van de CPN verspreidden stapels illegaal gedrukte manifesten, om de volgende dag te protesteren. Staakt, staakt, staakt! luidde de oproep. Protesteer tegen de Jodenvervolging! Wees solidair! De Amsterdammers reageerden wonderbaarlijk snel. Het leek wel alsof de bevolking hier op had gewacht. Tegen het middaguur van 25 februari lag de stad plat en was de algemene staking een feit.

Even leek het alsof de bezetter aarzelde, die dag werden slechts enkele charges uitgevoerd. Voor de rest was de stemming in de stad opgewonden. En dat sloeg over naar de omgeving. Op 26 februari weerklonk het protest tegen de Jodenvervolging ook in de Zaanstreek, Haarlem, Velsen, Hilversum, Bussum, Weesp, Muiden en Utrecht.

Maar er klonken die dag ook schoten en explosies. Na de relatieve stilte van de eerste dag reageerde de bezetter op de tweede dag keihard en genadeloos. Negen Amsterdammers werden doodgeschoten, 24 mensen raakten zwaargewond. Op 26 februari 1941 eindigde de algemene staking. Maar de bevolking had een signaal gegeven, had moed en verantwoordelijkheid getoond. Nederland was in verzet gekomen voor behoud van de menselijke waardigheid.

Dat verzet bleef niet zonder gevolgen. Veel deelnemers werden gevangengezet. Onder hen Joop Eyl, Ward Hellendoorn en Herman Coenradi. Drie weken later werden zij door de Duitsers doodgeschoten. Een andere actievoerder, Leendert Schijveschuurder, was hen voorgegaan. Hij werd door de Duitsers op 5 maart betrapt bij het plakken van posters die opriepen tot nieuw protest. De dag erop werd hij gefusilleerd. Hij was de eerste in een lange rij.

Op 5 mei 1945 - de laatste dag van de oorlog, de eerste dag van de vrede - werden Cornelis en Gerrit Jan van Dijk in Doorn als laatste Nederlanders door de bezetter geëxecuteerd. Op dat moment tekenden de Duitsers amper 20 kilometer oostwaarts hun onvoorwaardelijke capitulatie. Zij vielen voor koningin en vaderland, staat op hun grafsteen te lezen.

Daags daarvoor, op 4 mei 1945, stierf Annick van Hardeveld, hier in Amsterdam, op het Hekelveld. Annick was verpleegster, maar ook koerierster geweest. Zij had bonkaarten, valse papieren en wapens bij het verzet afgeleverd. Die dag liep ze, 21 jaar jong, dapper in haar Rode Kruisuniform en met de Nederlandse vlag, om mensen te mobiliseren voor een protest. De Grüne Polizei hield haar aan en schoot haar dood. Een klein monument op de plek waar zij stierf, is één van de herinneringen aan al die dappere mensen die in de oorlog de menselijke waardigheid bleven hooghouden.

Mijn vader Chris stond ook op de nominatie om doodgeschoten te worden. Hij ontsnapte maar net aan dat lot. In de laatste dagen van de oorlog werd hij verraden voor betrokkenheid bij het verzet, maar bevrijd uit de gevangenis in Maassluis. Door mensen die ik nooit heb gekend. Omdat hij werd gered, ben ik er kunnen komen. Zo eenvoudig kunnen de dingen zijn. En zo dichtbij is voor mij de oorlog, sinds ik het verhaal van mijn vader leerde kennen. De medaille die mijn vader later kreeg, is mijn persoonlijke monument.

De Februaristaking is een monument voor ons allemaal. Een blijvende bron van inspiratie voor iedereen die niet accepteert dat mensen worden achtergesteld, bang gemaakt en geïsoleerd. Niet hier, of elders op de wereld. De Februaristaking is ook een blijvend bewijs dat, hoe zwaar de druk ook is, mensen altijd rechtop blijven staan.

De Februaristaking was het werk van gewone mensen: van de stratenmaker Willem Kraan, van de vuilnismannen Piet Nak en Dirk van Nimwegen. En het waren de werknemers uit de publieke sector, van de tram, de stadreiniging en publieke werken, die de Amsterdammers duidelijk maakten dat er gestaakt werd - want er was nog geen twitter en ook geen facebook.

Dat hebben veel mensen die nu in het Midden-Oosten de straat op gaan wel. In Egypte en Tunesië, Algerije en Libië, Jemen en Iran en al die andere landen waar mensen in opstand komen. Niet alleen het gebruik van internet is anders, de tijd is heel anders en deze landen zijn heel anders.

Maar toch is er een verband tussen de Februaristaking zeventig jaar geleden in Nederland en de opstanden nu in het Midden-Oosten. Eén ding is hetzelfde: dat gewone mensen de moed tonen om in opstand te komen, tegen dictatuur en onderdrukking en voor vrijheid en menselijke waardigheid.

Mari Andriessen schonk ons de dappere dokwerker, de gewone man die het opneemt tegen een grote macht. De Dokwerker verbeeldt wat hier zeventig jaar terug gebeurde. Maar de Dokwerker verbeeldt ook de strijd die nu in het Midden-Oosten wordt gevoerd. Die strijd gaat altijd door. En die strijd verdient onze steun.

Koningin Wilhelmina schonk na de oorlog deze grote stad een nieuw devies. Dat was haar blijk van bewondering voor wat hier in februari 1941 was gebeurd. Sindsdien is het wapen van Amsterdam getooid met de spreuk Heldhaftig. Vastberaden. Barmhartig. Deze waarden zijn een wapen in de strijd voor solidariteit en menselijkheid.

Ik hoop dat, met de Februaristaking als bron van inspiratie, heel veel mensen het kunnen opbrengen om ook nu heldhaftig, vastberaden en barmhartig op de bres te staan. Voor het behoud van de beschaving, voor de democratische rechtstaat, voor de menselijke waardigheid. Voor de internationale solidariteit met hen die nu met deze waarden hun strijd voeren.

Zeventig jaar. Bijna een mensenleven lang. Maar nog lang niet vergeten. Ik maak een diepe buiging voor de dapperen van Amsterdam die we vandaag herdenken.