nieuws

SP-voorstel overgenomen: Maximum aan aantal bijbanen voor bestuurders

De Tweede Kamer heeft vandaag een voorstel tot wetswijziging van SP Tweede Kamerlid Ewout Irrgang aangenomen waarin een maximum wordt er gesteld aan het aantal commissariaten bij grote bedrijven en stichtingen. Vanaf 1 januari 2010 mogen mensen nog maar bij maximaal vijf grote bedrijven of stichtingen toezichthouder (commissaris) zijn. Bestuurders van grote bedrijven en stichtingen mogen nog maar bij maximaal 2 andere bedrijven toezichthouder zijn.

In de top van het bedrijfsleven en de semipublieke sector (ziekenhuizen, woningcorporaties ed.) is het meer regel dan uitzondering dat een klein aantal mensen een indrukwekkend aantal van vaak lucratieve functies verzamelt. Irrgang: “Zo ontstaat het zogenaamde ‘old boys network’. Een club van middelbare mannen die elkaar constant baantjes toeschuiven. Bestuurders en commissarissen met meer dan 10 bijbanen zijn geen uitzondering. De beoogde voorzitter van de raad van commissarissen van de nieuwe ABN Amro heeft bijvoorbeeld 14 bijbanen.”

Met zoveel bijbanen kan iemand natuurlijk nooit de aandacht geven die sommige van die functies verdienen en dat gaat ten koste van de kwaliteit. Slecht bestuur en blind toezicht zijn het gevolg. Naast een gebrek aan kwaliteit wordt met zoveel bijbanen ook al snel de schijn van belangverstrengeling gewekt. Daarom wil de SP voorkomen dat mensen teveel lucratieve bijbanen kunnen verzamelen. Het gaat in de praktijk vaak ook om oud-politici zoals bijvoorbeeld Ed Nijpels en Elco Brinkman.

Doordat vandaag een voorstel tot wetswijziging van de SP is aangenomen mogen bestuurders van grote bedrijven en stichtingen nog maar bij maximaal twee andere grote bedrijven of stichtingen toezichthouder zijn. Toezichthouders mogen dit op hun beurt nog maar bij maximaal vijf grote bedrijven of stichtingen tegelijk zijn. Irrgang: “Hiermee hebben we een belangrijke stap gezet in de strijd tegen het ‘old boys network’ en in de richting van goed toezicht op het bestuur van grote bedrijven en semipublieke instellingen.”