nieuws

Debat verlenging missie Uruzgan: Van Bommel bepleit geloofwaardige wederopbouw

Stop de oorlog, open onderhandelingen met de Taliban en concentreer het opbouwwerk op het noorden en westen van Afghanistan. Dat is de kern van het betoog dat SP-Kamerlid Harry van Bommel maandag hield in het debat over de verlenging van de Nederlandse missie in de Zuid-Afghaanse provincie Uruzgan.

Harry van Bommel

De bijdrage van Harry van Bommel aan de eerste termijn van het debat:

Nauwgezette bestudering van de brief van 30 november leert dat er in Uruzgan niet zo heel veel is veranderd sinds het Kamerdebat van februari 2006. Toen besloot de Kamer de Nederlandse militairen naar het zuiden van Afghanistan te sturen. Een complexe en gevaarlijke missie die aan Nederlandse zijde 12 mensenlevens heeft gekost en anderen ernstig verwond. Ons medeleven gaat uit naar de nabestaanden en gewonden. Maar ook naar de vele veteranen die som pas jaren na terugkeer van de missie de schade ondervinden. Onze kritiek op de missie mag niet worden verward met kritiek op de mensen die uitvoering geven aan besluiten die hier worden genomen. En het feit dat wij deze missie en de verlenging ervan niet steunen, ontslaat ons niet van de verplichting dit besluit van de regering te toetsen aan het toetsingskader voor uitzending van militairen en een oordeel te vormen over de missie tot dusverre.

Een belangrijke opmerking in het debat van begin vorig jaar, was de opmerking van de premier “over twee jaar zal de Nederlandse inzet worden overgenomen door andere NAVO-landen.” We kunnen de beslissing van 30 november niet anders typeren dan als woordbreuk van de premier. Ook met het besluit de missie te verlengen tot eind 2010 wordt geen zekerheid gegeven over een einde aan de Nederlandse militaire aanwezigheid. Weliswaar zal de leidende verantwoordelijkheid in Uruzgan dan worden beëindigd maar de regering wil op dit moment geen uitspraken doen over de vraag hoe Nederland vorm zal geven aan zijn betrokkenheid na deze periode. Waarom wil de regering dat niet? Door dit in het midden te laten creëert u precies dezelfde onduidelijkheid als bij het aanvankelijke besluit.

Hoe moeten we dit conflict nu eigenlijk beschouwen? De oorlog in Afghanistan wordt gevoerd onder de vlag van de bestrijding van het internationale terrorisme. De SP is voorstander van het bestrijden van het internationale terrorisme, maar gelooft niet dat oorlog het juiste antwoord daarop is. Het is ook niet duidelijk wat zes jaar oorlog heeft opgeleverd in die strijd tegen het terrorisme. Is de wereld er veiliger door geworden? De strijd concentreert zich tegen radicaal-islamitische groepen die vanuit het grensgebied van Afghanistan en Pakistan opereert. De Taliban was niet alleen hun gastheer, maar is óók een inheemse beweging die stoelt op Pathaanse nationalisten. Afghaanse en Pakistaanse Pathanen die in toenemende mate hun eigen strijd uitvechten aan beide zijden van de grens. Hoewel een relatief jonge beweging, wortelt de Taliban in de Afghaanse maatschappij die zich al meer dan honderd jaar verzet tegen iedere buitenlandse militaire interventie in het land.

De oorlog van oktober 2001 heeft aan hun regering een einde gemaakt, maar zij zijn niet verslagen. Erger nog, in de afgelopen periode bleek de Taliban sterker en beter bewapend dan gedacht en won ze terrein. Nederland ging naar Uruzgan met de gedachte veiligheid te creëren en opbouw mogelijk te maken maar is deelnemer geworden in een Afghaanse oorlog en niet in een internationaal conflict met terroristen.

Deelt de regering de noodzaak om in iedere analyse het onderscheid te maken tussen Taliban als Pathaans nationalistische beweging en de internationale terroristen? En hoe wilt u deze twee groepen uiteen drijven? Tot op heden blijft de regering net als overigens de NAVO dit onderscheid negeren en daarmee maakt u de vijand veel groter dan die is. U geeft dat impliciet ook toe met de mededeling dat de Nederlandse militairen niet gericht zijn op het militair verslaan van de Taliban maar op het irrelevant maken ervan.

De woorden van NAVO-baas De Hoop Scheffer dat we aan de winnende hand zijn in Afghanistan klinken tegen die achtergrond als ordinaire propaganda. Alle deskundigen, ook in Afghanistan zelf, zeggen dat niet militair te winnen is van de Taliban. De Taliban is deel van het probleem en zal ook deel van de oplossing moeten zijn. Wij vinden het dan ook hoopgevend dat de Afghaanse president Karzai niet alleen verzoening zoekt met lagere Taliban maar ook aanstuurt op onderhandeling met hogere Talibanleiders. Karzai heeft daar vorige week mededeling van gedaan aan de Britse premier Gordon Brown. Is Nederland daarover ook geïnformeerd?

Vrede in Afghanistan zal niet worden bereikt door de inzet van pantserhouwitsers, mortieren, gevechtshelikopters en F-16’s. Het gebruik ervan zal, net als de inzet van de verraderlijke bermbommen, wél een groot verlies aan mensenlevens opleveren en veel verminkingen. De regering meldt dat het aantal dodelijke slachtoffers van gewelddadigheden in 2007 op 6000 personen wordt geschat. Waarom is de regering niet preciezer over het aantal militaire slachtoffers en het aantal omgekomen opstandelingen en burgers? Over het aantal omgekomen militairen moet toch meer duidelijkheid bestaan.

President Karzai heeft regelmatig geklaagd over het hoge aantal burgerdoden en gemaand dat een Afghaans mensenleven net zoveel waard is als een Westers mensenleven. Daarin heeft hij natuurlijk gelijk. De NAVO heeft afspraken gemaakt om het aantal burgerdoden te beperken. Wat behelzen die afspraken? Is er overigens wél zicht op het in Uruzgan gemaakte aantal slachtoffers onder burgers en opstandelingen? En is het juist dat de oogst van ruim één jaar militair optreden van de Task Force Uruzgan uiteindelijk niet meer dan 14 gevangenen heeft opgeleverd?

De SP heeft steeds gezegd dat we de dingen gewoon bij de naam moeten noemen. Ook Nederland voert oorlog in het zuiden van Afghanistan. Dat blijkt ook uit de persoonlijke getuigenissen, zoals die van kolonel Vermeij in het Reformatorisch Dagblad die tijdens de operatie Medusa moest beslissen over de - in zijn woorden - "uitschakeling van minstens duizend Talibanstrijders". Of het verslag van de Canadese generaal Fraser van operatie Baaz Tsuka waarin hij zegt dat de Taliban "zich sterk en talrijk genoeg voelde om zich in te graven en een statische oorlog te voeren." Ook operatie Achilles, de slag om Chora en nu Spin Ghar lijken meer op oorlog dan op iets anders. Het mag volgens het internationale recht dan misschien niet zo heten, maar het komt in de praktijk op hetzelfde neer.

Dit najaar liet generaal Berlijn op een herdenkingsbijeenkomst weten dat de missie voor militairen nooit een opbouwmissie is geweest. Militairen blijken het altijd als oorlog te hebben opgevat. De generaal heeft gelijk. Dit is natuurlijk geen opbouwmissie. Omdat de missie aanvankelijk wel zo is gepresenteerd blijft de gemiddelde krantenlezer met groot wantrouwen de berichten volgen. Dat is wantrouwen tegen de politiek, in het bijzonder tegen de PvdA, die de missie alleen wilde slikken als het voor opbouwmissie door kon gaan. En of het nog niet genoeg is, wordt in die kringen nu gesproken over afbouwmissie.

De SP zegt tegen de regering: noem dingen gewoon bij de naam! Geef volledige openheid over de ontwikkelingen op het slagveld, over de wapens die worden gebruikt, over de slachtoffers die worden gemaakt. In de brief wordt gesproken van ‘respectvol en terughoudend optreden’ maar de kranten schrijven over Nederlandse F-16’s die al minstens 200 bommen van 500 pond hebben afgeworpen. Over de inzet van pantserhouwitsers, ook nu weer bij het zuiveren van de Baloetsjivallei. Waarom lezen we dat wel in de krant en niet in berichten van de regering aan de Kamer? De regering laadt hiermee de verdenking op zich dat ze deze strijd als een schone oorlog wil verkopen.

Eén van onze kritiekpunten bij de missie is het door elkaar lopen van de veiligheidsmissie ISAF en de Amerikaanse oorlogsactie Enduring Freedom. Omdat ISAF in noodgevallen bijstand moet krijgen van Enduring Freedom-eenheden is dat risico permanent aanwezig. Verder zijn er op de grond ook Amerikaanse militairen van Enduring Freedom actief in ISAF-gebied. Heel Afghanistan is immers ISAF-gebied. Inmiddels lijkt het aantal offensieve acties onder vlag van ISAF zo talrijk dat ook in termen van inzet van militaire kracht het onderscheid tussen beide missies volkomen betekenisloos is geworden.

Wat rechtvaardigt volgens de regering nog het onderscheid tussen beide missies. Of bestaat Enduring Freedom louter en alleen nog omdat de Amerikanen in die missie volledig op eigen houtje kunnen opereren? Heeft de Nederlandse regering bovendien zicht op de resultaten van Enduring Freedom? We zien die niet, we horen die niet, zijn ze er wel?

Voor de gemiddelde Afghaan zijn al die buitenlandse militairen één pot nat. Het onderscheid tussen ISAF en Enduring Freedom is een politieke kwestie, bestemd voor consumptie in de troepenleverende landen zelf.

De bestrijding van papaverteelt en -handel zullen medebepalend zijn voor de kans van slagen Afghaans gezag in het zuiden te vestigen. De drugshandel voorziet krijgsheren en opstandelingen immers van geld en wapens. Medewerking van politie en lagere overheden wordt gekocht of afgedwongen. Het probleem zijn niet de kleine boeren die alternatieven kunnen worden geboden met saffraanprojecten, noten en fruit. De strijd aangaan met de grote producenten zal neerkomen op een échte oorlog tegen drugs. Uit de brief van de regering wordt niet duidelijk hoe de grote producenten buiten spel gezet moeten worden. Zij zijn niet vatbaar voor de kleinschalige projecten die de internationale gemeenschap in de aanbieding heeft. Voor hen is de drugshandel verknoopt met de macht en gebiedsbeheersing. Het is veelzeggend dat de papaverproductie het afgelopen jaar tientallen procenten is toegenomen en dat die toename vooral in het zuiden is te zien.

De regering schrijft "dat wederopbouw een zaak van kleine stappen blijft. Van grote sprongen vooruit zal in de komende periode beperkt sprake zijn." Militairen zijn geen ontwikkelingswerkers en veel ontwikkelingswerkers blijven liever uit de buurt van militairen. De gezondheidsorganisatie Healthnet bijvoorbeeld is gewend om resultaten te boeken onder politiek zeer ongunstige omstandigheden, ook of misschien wel juist, zonder militairen op de achtergrond. Ontwikkelingswerkers die gezien worden als het verlengstuk van militairen lopen direct gevaar. Dat geldt dus ook voor de provinciale reconstructieteams en hun militaire begeleiding.

Uit de beantwoording van de schriftelijke vragen ontstaat het volgende beeld: dit jaar krijgt een zestal Nederlandse organisaties zo’n 25 miljoen euro voor projecten die overigens alleen op papier kunnen worden beoordeeld. Verder worden de rekeningen betaald voor het herstellen van wegen, irrigatiekanalen en huizen. Tenslotte wordt geld uitgetrokken voor werkzaamheden door de Afghaanse ministeries van gezondheidszorg, onderwijs en regionale ontwikkeling. Met al die inspanningen wordt zo’n 50% van de bevolking van Uruzgan bereikt. Die groep bevindt zich hoofdzakelijk in het handjevol bevolkingsconcentraties.

In het gunstigste geval lijken de NAVO-troepen in staat in het zuiden een klein aantal enclaves overeind te houden. De verbindingswegen tussen de grote plaatsen zijn net als het buitengebied onder controle van opstandelingen. De uitgestrektheid van het land en de in verhouding daartoe beperkte aanwezigheid van buitenlandse troepen maken dat de vorige militaire macht die Afghanistan onder controle probeerde te krijgen, spreekt over een ‘mission impossible.’ De NAVO heeft van Afghanistan de lakmoesproef voor haar bestaan gemaakt. Wat heeft de NAVO geleerd van de Russische afgang in Afghanistan?

Niemand wil met de rug naar Afghanistan gaan staan. Veel te lang heeft de wereld zich niets aangetrokken van het lot dat deze te beklagen bevolking heeft getroffen. Het gaat nu om de vraag of die bevolking is geholpen met het doormodderen dat de NAVO voor het zuiden van Afghanistan op het programma heeft staan. De vrijwel voortdurende gevechten tussen buitenlandse troepen en opstandelingen tonen aan dat de NAVO-aanwezigheid in het zuiden het geweld niet alleen bestrijdt maar ook aantrekt.

En gezien de open grens met Pakistan en de Talibanisering van delen van dat land is het oorlogvoeren tegen de Taliban als dweilen met de kraan open. Voor elke gedode opstandeling staan er vijftig over de grens klaar. De NAVO krijgt de troepen bovendien nauwelijks bij elkaar en de Nederlandse krijgsmacht kraakt en piept in zijn voegen. Dat gaat zelfs zover dat er voor operationele kosten moet worden bezuinigd op de catering van militairen op vredeslocaties. Een slechtere werving voor een baan bij de krijgsmacht is nauwelijks denkbaar: De lunchpakketten bij de landmacht worden straks weer thuis gesmeerd.

Willen we de Afghanen helpen, dan zullen we de oorlog tegen de Taliban moeten stoppen. Alleen een regionale oplossing, met volle betrokkenheid van Pakistan en Iran heeft een kans van slagen. In die landen zitten miljoenen Afghaanse vluchtelingen die bij honderdduizenden de grens over worden gestuurd om terug te keren naar gebieden waar niets is.

Onderhandelingen met de Taliban, gericht op nationale verzoening, amnestie en opname in het politieke proces, dat zijn de accenten die moeten worden gekozen. Tot het zover is, kan eigenlijk alleen in het Noorden en Westen geloofwaardige wederopbouw plaatshebben. De SP roept de regering op deze wezenlijk andere agenda bij de NAVO te bepleiten.