nieuws

President Gül erkent fouten jegens Koerden

In een toespraak tot de parlementaire assemblee van de Raad van Europa heeft president Abdullah Gül erkend dat Turkije in het verleden politieke en culturele rechten onthouden heeft aan haar Koerdische bevolking. Hij beloofde beterschap en zei trots te zijn op de hervormingspolitiek van de huidige regering. Ook Koerden hebben nu recht op vrije meningsuiting, via Koerdische kranten en televisiezenders, aldus de president in zijn eerste internationale rede na zijn verkiezing.

Aanvankelijk leek president Gül liever te zwijgen over het Koerdische vraagstuk in zijn land. SP-senator Kox, voorzitter van de linkse fractie in de assemblee, daagde hem daarop uit gewoon antwoord te geven op vragen. Hij herinnerde Gül aan zijn negenjarig lidmaatschap van de parlementaire assemblee. “Laat ons voormalige lid tegen de huidige president zeggen dat hij antwoord hoort te geven. In het Turks moeten ook woorden voor ‘ja’, ‘nee’ en ‘misschien’ bestaan.”

Daarop zei Gül dat er in het verleden belemmeringen waren geweest voor de Koerdische inwoners van zijn land. Dankzij de hervormingen van de huidige regering mogen zij nu wel hun politieke en culturele rechten uitoefenen. Hij nodigde de leden van de assemblee uit om met eigen ogen te komen kijken naar Koerdische billboards, dagbladen en televisieprogramma’s. “En ik ben trots dat we die hebben,” aldus de Turkse president, wiens voorgangers altijd het bestaan van het Koerdische probleem ontkenden. Volgens Gül omarmt Turkije nu de culturele verscheidenheid van haar burgers.

Volgens Tiny Kox zijn de woorden van de president een kleine maar belangrijke stap vooruit. “De nieuwe president ontkent in ieder geval niet langer het pijnlijke verleden en erkent de noodzaak van verandering en verbetering. Er moet nog heel veel gebeuren om de achterstelling van de Koerdische bevolking op te heffen. Maar zonder erkenning van het probleem is een oplossing in ieder geval ondenkbaar. Laat de Koerdische bevolking de woorden van president Gül gebruiken om nieuwe daden van de regering te verlangen.”