nieuws

Debat begroting Sociale Zaken 2001, eerste termijn Jan de Wit

Aan de orde is de behandeling van de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het jaar 2001

De heer De Wit (SP): Mevrouw de voorzitter! Het aantal lage inkomens is gedaald, zo deelden de kranten ons enkele weken geleden mede. Volgens de VVD, bij monde van de heer Kamp, is de koopkracht van bijstandsgerechtigden sterk gestegen. De Telegraaf spreekt zelfs over een koopkrachtexplosie. Volgens de heer Kamp moet daarom de demagogische taal van vooral links over de armoede in Nederland maar eens afgelopen zijn. Volgens zijn fractievoorzitter, de heer Dijkstal, is er eigenlijk zelfs helemaal geen armoede meer in Nederland. Naar mijn idee is de werkelijkheid toch wel iets anders. Op verzoek van de Kamer heeft minister Vermeend een brief gestuurd over de ontwikkeling van de koopkracht van bijstandsgerechtigden. Hij heeft daarbij ook de huursubsidie en het gemeentelijk armoedebeleid betrokken. Hierdoor wordt een vreemd beeld van de werkelijkheid geschapen. Mensen in de bijstand weten in ieder geval niet wat zijn horen. Zij hebben namelijk helemaal niets gemerkt van die koopkrachtstijging van 20% die er de laatste jaren geweest zou moeten zijn. De minister begint zijn brief met een beeld te schetsen van de generieke lastenverlichting voor een paar op het sociaal minimum, met en zonder kinderen, van 1995 tot 2001, respectievelijk 8,25 en 6,5%. Het probleem met koopkrachtplaatjes is dat zij hoogst speculatief zijn en dat zij slechts gelden voor één situatie. Wij hebben hier overigens al vaker debatten gevoerd over koopkrachtplaatjes en de koopkrachteffecten die vooraf beloofd waren, maar achteraf niet waargemaakt bleken te zijn. Er zijn dus vele voorspellingen vooraf mogelijk. Zo berekende het CPB een koopkrachtstijging van 2%, in plaats van die 8,25%, voor de periode van 1994 tot en met 2001 voor een paar met bijstand en kinderen. Alleenstaande ouders in de bijstand zijn er volgens het CPB de laatste zeven jaar zelfs helemaal niet op vooruitgegaan. In deze berekeningen is de beloofde koopkrachtstijging als gevolg van het belastingplan verdisconteerd. De minister telt bij de algemene verhoging vervolgens de huursubsidie op. Hij gaat er daarbij aan voorbij dat niet alleen de huursubsidie is verhoogd maar dat ook de huren zijn gestegen. De huurverhoging is alleen verrekenend via de inflatie, maar juist arme huishoudens betalen relatief veel huur. Uit onderzoek blijkt dat dit veelal neerkomt op een percentage boven de 40. Het aandeel dat een bijstandsgerechtigde huurder in totaal aan zijn vaste lasten kwijt is, is in de eerste helft van de jaren negentig heel hard gestegen en sindsdien nauwelijks gedaald, zoals blijkt uit onderzoek. Een vergelijkbaar probleem doet zich voor bij de koopkrachtstijging als gevolg van het gemeentelijke armoedebeleid. Een groot deel van die stijging is een compensatie voor de eveneens hard gestegen gemeentelijke lasten en die zijn niet meegerekend. De rest is wel extra, maar het maakt wel een groot verschil of je dat bedrag op je bankrekening krijgt bijgestort of dat je er je hand voor moet ophouden, zoals bij de bijzondere bijstand. Ik zou dus willen spreken over een papieren koopkrachtstijging van 20%. Eigenlijk is het mijn conclusie dat je dit alleen maar achteraf kunt vaststellen als je eenmaal hebt bepaald hoe het staat met het besteedbaar inkomen. Het zal nog zeker enige tijd duren voor wij die gegevens over de jaren 1999 en 2000 hebben. Volgens het CBS is de koopkracht van 1979 tot 1997 voor huishoudens met een minimumuitkering zelfs met 23% gedaald. Uit eigen onderzoek – gewoon contact met mensen die in de bijstand zitten – blijkt dat men in ieder geval van die sterke koopkrachtstijging niets heeft gemerkt. Sterker nog, door de stijging van de huren is er sprake van het achterblijven van de uitkering; ondanks verhoging van de IHS gaat men erop achteruit. Intussen is in dezelfde periode het bruto binnenlands product met bijna 20% toegenomen. Het aantal miljonairs is vertienvoudigd. De constatering van de minister-president van een tijd geleden – hij had het over de exhibitionistische verrijking in Nederland – is nog steeds aan de orde. Volgens berekeningen zoals gepubliceerd in de Volkskrant, was er het vorige jaar aan de top sprake van een salarisverhoging met 13%. Het jaar daarvoor ging het om 8%. Wij hebben het dan slechts over de basissalarissen, dus nog niet over de bonussen en optieregelingen. Wordt het geen tijd om eens te praten over een gewenste ontwikkeling van de salarissen? Is het niet noodzakelijk om te discussiëren over een maximale stijging van salarissen? Is het niet gewenst om te komen tot een bepaalde verhouding tussen salarissen aan de top en die op de werkvloer? Voorzitter! Terugkomend op de koopkrachtplaatjes constateer ik dat het verschil het volgende jaar verder toeneemt. Hoewel de uitkeringen bruto worden gekoppeld en ook uitkeringsgerechtigden een lastenverlichting krijgen, raken de netto-uitkeringen minimaal 1% verder achterop bij de netto-loonontwikkeling. De modale lonen krijgen immers in het kader van het nieuwe belastingplan 1 tot 1,5% meer lastenverlichting, en de hogere inkomens nóg meer. Ik zeg dit ook in de richting van mevrouw Noorman die het zojuist had over de koppeling-plus. Wij zeggen daarvan: dat is nog maar de vraag als je kijkt naar de koopkrachtcijfers. De vraag die ik de minister wil stellen, is of er in alle eerlijkheid nog wel sprake is van een volledige koppeling. Zo ja, wat hebben uitkeringsgerechtigden dan aan een koppeling als dit niet betekent dat zij in de pas blijven bij de ontwikkeling van de nettolonen? Het vorige jaar is de mensen met een minimuminkomen, zulks onder druk van de vakbonden en de Kamer, een extra procent koopkracht beloofd om zo een stuk van de achterstand in te lopen. Die belofte is niet waargemaakt. Dat was in september, bij de algemene beschouwingen, voor de minister-president echter geen reden om dit in het komende jaar goed te maken. Het waren beoogde verschillen, zo betoogde hij. De Kamer heeft het vorige jaar echter de belofte gedaan dat mensen op het sociaal minimum 1% en niet 0,5% extra zouden krijgen. Mijn fractie vindt dan ook dat de Kamer zich aan die belofte moet houden. Belofte maakt schuld. Is de minister bereid om, indien de Kamer hem dit vraagt, alle mensen met een inkomen op of onder het sociaal minimum een eindejaarsuitkering te verstrekken ter grootte van 0,5% netto van het jaarinkomen, dus ongeveer f.100, om de vorig jaar gedane belofte alsnog in te lossen? Voorzitter! Vijf jaar paars armoedebeleid heeft niet geleid tot minder armoede, in ieder geval niet tot minder huishoudens op het sociaal minimum. Daar zit de grootste groep van mensen die in armoede gevangen zitten. Binnen die groep zijn met name de categorieën alleenstaande ouderen en alleenstaande ouders met kinderen toegenomen. In het kader van wetenschappelijk onderzoek naar vijf jaar armoedebeleid wordt een paradox geconstateerd. Hoewel het paarse credo "werk, werk, werk" ongetwijfeld een hoop mensen aan het werk heeft gezet, zitten daar maar weinig mensen bij die uit de armoedegroepen komen. Veel van de arme mensen die een baan vonden, gingen er bovendien in inkomen nauwelijks op vooruit. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat het perspectief op inkomensverbetering als gevolg van doorstroming gering is. Het resultaat is een sterke stijging van het aantal werkende armen, zo wordt in rapporten opgemerkt. Des te vreemder is het dat in de armoedebestrijding het accent blijft liggen op het werkgelegenheidsbeleid, mede omdat meer dan de helft van alle sociale minima bestaat uit alleenstaande ouderen en alleenstaande ouders met kinderen zonder sollicitatieplicht. Niet de mensen die vanuit de bijstand werk vonden, hebben geleid tot een daling van het aantal lage inkomens. Slechts de introductie van de ouderenaftrek – straks ouderenkorting – heeft ertoe geleid dat er nu minder ouderen in deze allerarmste groep zitten. Dat werkt dus wel. Daarom heeft de SP in de belastingdebatten recent nog voorgesteld om een inactievenkorting in te voeren. Daarmee zou de achterstand van uitkeringsgerechtigden voor een groot deel kunnen worden opgelost. De SP-fractie maakt zich buitengewoon grote zorgen over het aantal kinderen dat in armoede leeft en de toename van hun aantal. In dit land groeien 350.000 kinderen in armoede op. Voor de fractie van de SP is dat onaanvaardbaar, juist omdat wij tegelijkertijd vaststellen dat de armoede onder kinderen erfelijk lijkt te zijn. Ook dat blijkt uit onderzoeken. Kinderen die in armoede opgroeien, lopen een achterstand op in ontwikkeling en gezondheid. Later is die achterstand nooit meer goed te maken. Volgens de heer Dijkstal is er geen sprake meer van armoede, maar wat zegt hij dan over onderzoeksgegevens waaruit blijkt dat 82% van de kinderen in gezinnen opgroeit die van een inkomen op bijstandsniveau moeten rondkomen en die door geldgebrek niet op vakantie kunnen of een dagje uit kunnen? Wat zegt hij van het gegeven dat 70% van de ouders onvoldoende goede kleding voor hun kinderen kan kopen? Wat zegt hij ervan dat een kwart zich geen dagelijks warm eten kan veroorloven? Uit recent onderzoek van de GGD in Breda en Oosterhout blijkt dat de gezondheid van 9% van de basisschoolkinderen in Breda en 7% van die in Oosterhout wordt bedreigd door geldgebrek. Dat is niet zo vreemd als je weet dat van de groep arme kinderen 20% uit geldtekort niet de medicijnen of medische hulpmiddelen krijgt die ze eigenlijk nodig hebben. Voorzitter! Naar de mening van de SP-fractie is het onaanvaardbaar dat wij van bijvoorbeeld de VVD-fractie niet meer over armoede zouden mogen spreken. Wij moeten er niet alleen nog veel meer over spreken, we moeten er ook iets aan doen. Ons standpunt – en dat wordt breed gedeeld in de onderzoeken van het afgelopen najaar als door alle mogelijke instanties die zich met armoede bezighouden – is dat het sociaal minimum moet worden verhoogd. Dat is een fundamentele bijdrage aan de verbetering van de positie van mensen die in armoede leven. Ons tweede voorstel betreft een inkomensafhankelijke kinderbijslag. Het verheugt mij dat mevrouw Noorman nu ook een voorstel in die richting heeft gedaan. Eerder nog werd ons voorstel voor de invoering van een inkomensafhankelijke kinderbijslag verworpen. Dat gold zelfs ook voor een voorstel tot het doen van een onderzoek daarnaar. In haar voorstel wordt nu wel in deze richting gegaan. Jammer dat haar fractie ons voorstel nooit eerder heeft willen steunen. Voorzitter! Ook ik wil stilstaan bij de WAO. Ook de SP-fractie maakt zich zorgen over de ontwikkeling van de WAO en ook wij constateren dat er sprake is van een toename van het aantal mensen in de WAO. Wij kijken er alleen wat anders tegenaan. Het betekent niet dat wij vinden dat er niets zou moeten gebeuren. Naar onze mening houdt de toename van het aantal mensen in de WAO ongeveer gelijke tred met de toename van de beroepsbevolking, ongeveer 12%. Ook uit internationale vergelijkingen in de Sociale nota zien wij heel duidelijk dat Nederland een vrij gunstige positie inneemt als het gaat om de verhouding tussen werkenden en niet-werkenden. Wat ons betreft moet in het kader van WAO vooral worden gedacht aan het aanpakken van de arbeidsomstandigheden en de reïntegratie. Daarop moet alle nadruk worden gelegd. Mijn fractie maakt zich buitengewoon grote zorgen over de uitkomsten van de commissie-Donner en over uitspraken van de heer Wilders van de VVD-fractie. Zijn voorstellen komen neer op het definitieve einde van de WAO en op invoering van een apart beroepsrisico. Het komt neer op loslaten van de solidariteit en heeft grote discussies tot gevolg over wat in de toekomst wel en niet in de WAO moet zitten. Naar de mening van de SP-fractie is dat onaanvaardbaar. Het "onaanvaardbaar" zou ik niet willen uitspreken over het CNV-voorstel, al ben ik er zeer beducht voor, gelet op de sympathie die het ontmoet bij werkgevers en de VVD. Wellicht zou het kunnen leiden tot een verslechtering van de uitkering van degenen die onder zo’n nieuwe wet vallen. Dan zijn wij nog verder van huis. Voorzitter! Wat is de mening van de staatssecretaris over het door de Gezondheidsraad bepleite diepgaand onderzoek naar de oorzaken van RSI? Kan hij zich nog de discussie herinneren in het algemeen overleg over de invoering van de beeldschermtachograaf en de registratie van het gewerkte aantal uren? Hij heeft toen toegezegd in ieder geval nadere aandacht te besteden aan de tachograaf in het kader van de convenanten die op gang komen. Wat is daarvan het resultaat? Wij ondersteunen het verzoek van de GroenLinks-fractie voor een diepgaand onderzoek naar ME. Daarbij zou naar onze mening ook gekeken moeten worden naar het gebrek aan medische kennis van het verschijnsel ME. Zou dat ook in dat onderzoek kunnen worden meegenomen of onderwerp kunnen zijn van een apart onderzoek door de Gezondheidsraad of wellicht een andere adviserende instantie? De toename van het aantal dodelijke ongevallen blijft onze fractie zorgen baren. De staatssecretaris heeft een- en andermaal toegezegd en verhelderd dat er op dit moment een aantal onderzoeken loopt. Hoe staat het daarmee en wanneer kunnen wij op dat punt uitsluitsel krijgen omtrent de oorzaken van dodelijke ongevallen en wat daartegen gaat gebeuren? Met betrekking tot asbest heb ik een soortgelijke vraag. Hoe staat het met implementatie van asbestslachtoffers met longkanker in het Asbestinstituut en hoe staat het met het onderzoek naar asbestose? Ik heb nog een vraag aan de minister met betrekking tot de bijstand en de belastingherziening. Ik dank hem voor de verheldering die hij heeft gebracht met zijn circulaire aan de gemeenten. Onze bezorgdheid is nog niet weggenomen en het lijkt ons van belang om die zaak goed te volgen. Met de VNG zijn wij benieuwd naar zijn standpunt over de kosten. Ligt dat standpunt nu definitief vast? Ik heb nog twee vragen over zaken die bij de VWS-begroting aan de orde zijn geweest. Wil de minister nog ingaan op de aanscherping van de Wet arbeid vreemdelingen en hoe staat het met de toegezegde brief over de verhoging van het zak- en kleedgeld in de AWBZ voor mensen in een inrichting die in de bijstand zitten?