SP wil opheldering over asbest in Cannerberg

SP-kamerlid Remi Poppe vraagt staatssecretaris van Defensie Gmelich Meijling op voorhand aansprakelijkheid te erkennen voor mogelijke gevallen van asbestziekte bij voormalig militair personeel van de NAVO-basis Cannerberg in Zuid-Limburg. Defensie moet ook afzien van een beroep op verjaring als zich in de toekomst slachtoffers melden van asbestblootstelling in de militaire basis. Van 1960 tot 1992 zetelde in de kilometerslange mergelgrotten van de Cannerberg in Maastricht het Joint Operations Centre van de NAVO. In dit zeer geheime oorlogs-hoofdkwartier werkten gemiddeld 400 mensen. In 1991 stelde TNO vast dat er sprake was van een ernstig gezondheidsrisico door asbest, dat via de luchtkanalen door de gangen werd geblazen. TNO adviseerde de berg op korte termijn te sluiten. Na dit alarmerende rapport kreeg het burgerpersoneel in de Cannerberg beschermende kleding en maskers. De militairen niet, want die zouden niet onder de Nederlandse Arbo-regels vallen. Eind 1992 schreef staatssecretaris Van Voorst tot Voorst aan de Tweede Kamer dat de werkruimten veilig zijn en zegde hij maatregelen toe om risico's te vermijden bij het verblijf in de gangen. Volgens de SP waren die risico's veel groter dan de staatssecretaris meldde en waren de beloofde maatregelen deels niet afdoende en deels niet uitvoerbaar. De SP wil dat Defensie op voorhand aansprakelijkheid erkent, mochten er asbestslachtoffer vallen onder degenen die in de Cannerberg gewerkt hebben. Asbestziekte treedt meestal pas 20 tot 30 jaar na besmetting op. Defensie mag dan ook geen beroep doen op verjaring, zo meent kamerlid Poppe. Met het Comité Asbestslachtoffers roept de SP ook de betrokkenen op zich te melden voor informatie en mogelijke juridische stappen. Zie ook het Tribune-artikel: "Het asbestschandaal van de Cannerberg".