De Neoliberale Revolutie die TTIP Heet

Toespraak Ewald Engelen tijdens TTIP-debat op 13 juni 2015

Na zeven jaar crisis is er als burger een hoop om je over te verbazen. 

Hoe zijn gefortuineerde bankiers er in ‘s hemelsnaam in geslaagd de kosten van hun eigen falen af te wentelen op de kwetsbaren van de samenleving? 
Waarom is het overheidsbeleid in 2010 van de ene op de andere dag omgeslagen van bedrijven stimuleren in burgers afromen – met alle consequenties vandien? 
Hoe is het de middenpartijen desondanks gelukt in het electorale zadel te blijven? 
Hoe kan het dat de ECB wegkomt met monetair beleid dat de toch al forse vermogensongelijkheden alleen maar verder vergroot? 
Hoe is het de banken gelukt zichzelf te transformeren van daders in slachtoffers en het verpakken van hypotheken (‘securitiseren’) van probleem in oplossing? 

Maar het grootste raadsel is wat mij betreft toch echt de onsterfelijkheid van het neoliberalisme, die giftig gebleken cocktail van privatisering, zelfregulering, kortzichtig rendementsdenken, mondialisering, schaalvergroting, vrijhandel en staatshaat.

Een paar voorbeelden:
Ook na de grootste crisis van het gefinancialiseerde kapitalisme sinds de jaren dertig zijn microkredieten ons antwoord op mondiale armoede. 
Oftewel, laat de armsten onder ons zich in de schulden steken en alles komt goed. Iedereen schuldhorige als ultieme bewijs van economische ontwikkeling
En onze eigen vorstin en oud-bankier reist er onder oranje mantel de wereld voor over.
Neoliberalisme 2.0.

Of neem de regeringen in de Eurozone die door de technocraten van de Europese Commissie worden doodgegooid met de ‘aanbeveling’ zichzelf ‘structureel te hervormen’. 
En daaronder verstaat men dan het verder beperken van arbeidsrechten, het flexibiliseren van de arbeidsmarkt en het uithollen van sociale voorzieningen. 
Terwijl de zone als geheel kampt met een structureel gebrek aan koopkrachtige vraag marcheert de Europese politieke elite dolenthousiast af op een neoliberale lagelonenutopie. 
En dat moet dan groei en banen opleveren.
Neoliberalisme 2.0.

En terwijl doodordinaire chantage van nietsvermoedende burgers door duurbetaalde bankiers die leiding gaven aan banken die de omvang hadden aangenomen van financiële neutronenbommen de Nederlandse belastingbetaler 129 miljard euro aan reddingsacties en vijftien procent aan misgelopen welvaartsgroei heeft gekost, is het Europese beleidsantwoord niet het ontmantelen van te grote banken geweest maar het ‘opschalen’ van garantieverplichtingen naar Europees niveau in de vorm van de Europese bankenunie.
Weer: neoliberalisme 2.0.

En terwijl de grote bancaire balansen op te smalle bancaire buffers van voor de crisis mede mogelijk zijn gemaakt door de ontwikkeling van een interbancaire schaduwmarkt waar toezichthouders noch weet van noch greep op hadden, is de respons zeven jaar later – weer – niet afbouwen en opdoeken maar juist het uitbouwen ervan tot een heuse ‘Europese Kapitaalmarktunie’. 
Wil Europa groeien en bloeien dan heeft zij net als de VS een niet-bancair kredietverstrekkingskanaal nodig, zo luidt het Europese beleidssprookje van Commissaris en oud-lobbyïst Hill. 
En zo wordt wat eerst schaduwbankieren heette en als gevaarlijk en problematisch werd gezien, plotseling veilig en de oplossing voor de kredietnood van het Europese MKB.

Oftewel, het in het oog springende falen van markten ligt nooit aan de markt maar altijd aan ondoordachte staatsingrepen (steevast ‘marktverstoringen’ geheten) en vereisen dus niet minder markt en meer overheid maar altijd meer en diepere markten. 
En zo roept het mislukken van neoliberalisme 1.0 als vanzelf neoliberalisme 2.0 op en, als we niet oppassen, op termijn neoliberalisme 3.0.

Wat mij betreft past ook TTIP in dit rijtje. 
Ga maar na: gezinsbestedingen zijn historisch laag, de koopkracht is de afgelopen jaren als sneeuw voor de zon verdwenen en de ontwikkelde economieën, zowel op het Europese continent als aan de andere kant van de plas, kampen met een diepe onderbestedingscrisis – burgers hebben stomweg niet genoeg poen om uit te geven.
Iets wat voor 2008 aan het zicht onttrokken werd door de forse bestedingseffecten van huizenzeepbellen. 

De keerzijde van deze medaille is een majeure overaccumulatiecrisis aan de kant van het beursgenoteerde exportbedrijf. 
De spaaroverschotten van grote bedrijven zijn nog nooit zo hoog geweest, de bedrijfsinvesteringen nog nooit zo laag, en inkoop van eigen aandelen nog nooit zo omvangrijk, de bonussen aan de top nog nooit zo exorbitant en de inkomensverschillen zijn weer terug op het niveau van eind 19de eeuw. 

Wat verbindt deze crises? 
Een forse machtsverschuiving van arbeid naar kapitaal die is veroorzaakt door de multilaterale en bilaterale handelsverdragen die de afgelopen decennia zijn gesloten, met de Europese Interne Markt en het Noordamerikaanse NAFTA als belangrijkste. Oftewel: mondialiering heeft de onderhandelingsmacht van de factor arbeid ernstig verzwakt. 
En terwijl zo langzamerhand de negatieve lange termijn-effecten ervan breed zichtbaar worden – verpaupering van burgers, afbraak van sociale voorzieningen, verscherping van de vermogens- en inkomensongelijkheden – en het kapitalisme kraakt in zijn voegen, besluiten de Noordamerikaanse en Westeuropese politieke elites, ingefluisterd door hun grootkapitalistische broodheren, doodleuk er nog een forse schep bovenop te doen: TTIP, de grootste geharmoniseerde goederen- en dienstenmarkt ter wereld met uitmuntende verdeel en heers-mogelijkheden voor het grootbedrijf.

Hoe komt het dat het antwoord op het falen van de markt altijd meer markt is? 
De Britse socioloog Colin Crouch heeft in een prachtig boekje met de prachtige titel The Strange Non-Death of Neoliberalism geprobeerd er een antwoord op te geven. 
Daarin betoogt hij dat neoliberalisme zowel een ideologie als een geleefde werkelijkheid is en dat het de onvermijdelijke kloof tussen utopie en werkelijkheid is die neoliberalisme nu al bijna een halve eeuw tot zo’n onwaarschijnlijk effectieve politieke machine heeft gemaakt. 
Iedere mislukte poging om maatschappijen te veranderen in marktsamenlevingen kan namelijk steeds opnieuw worden gepresenteerd als gevolg van de onvolledigheid van de poging. 
Het is steeds de staat die te terughoudend is geweest, die bepaalde belangen uit de wind heeft willen houden, die niet doortastend genoeg is geweest of te halfhartig, waardoor het neoliberaliseringsexperiment is mislukt. 
En dat betekent dat niet de neoliberale ideologie schuld heeft aan het mislukte experiment maar de halfhartige uitwerking/uitvoering ervan. En dat een volgende, radicalere uitwerking/invoering ervan dus wel de beloofde efficiëntieeffecten gaat brengen. 
Het neoliberale paradijs bevindt zich altijd net achter de horizon.

En dus onttrekt het neoliberale leerstuk zich aan iedere falsificatie en weet het, als een zombie, iedere crisis opnieuw te overleven, aldus Crouch. 
In de woorden van de Brits/Canadeze geograaf Jamie Peck, een andere kritische neoliberalisme-expert, heet het dat het neoliberalisme altijd vooruit faalt: “neoliberalism always fails forward”. 
Of in de woorden van de Britse cultuurhistoricus Karel Williams: neoliberalisme 2.0 is het equivalent van de Maoïstische radicalisering van de revolutie – het ligt nooit aan de idealen, altijd aan de uitvoering.

En dan is er nog de effectieve politieke delegitimering van alle (statelijke) alternatieven. Diepgeworteld in ons wereldbeeld is een onuitroeibaar vooruitgangsgeloof. 
Dat staat een terugkeer op politiek schreden steevast in de weg.
Waarom moeten universiteiten hun eigen vastgoed beheren? 
Waarom kunnen we niet terug naar de Rijksgebouwendienst van voor 1995? 
Waarom is alleen de mogelijkheid van meer koopwoningen politiek denkbaar? 
Waarom zouden we niet pleiten voor een grote sociale huisvestingstaak voor publiek gefinancierde woningbouwcoöperaties? 
Waarom is alleen grootschaligheid van deze tijd en is de hang naar kleinschaligheid meteen verdacht als romantische nostalgie? 
Waarom kan mondialisering alleen maar voortschrijden en verklaar je jezelf buiten de politieke orde als je pleit voor minder mondialisering? 
Waarom is tegen TTIP zijn gelijk aan tegen vrijhandel zijn en is dat gelijk aan een pleidooi voor benepen economisch nationalisme? 
Waarom kunnen dat soort vooruitgangssentimenten nog altijd op zo’n brede aanhang rekenen terwijl de crisis toch luid en duidelijk heeft gedemonstreerd dat het gefinancialiseerde kapitalisme fijn is voor de elite maar schadelijk voor de burger?
In de woorden van Crouch: “contemporary capitalism doesn’t work for citizens”.

Zo bezien zijn het de voorstanders van TTIP die zich bezondigen aan quasi-religieus marktfundamentalisme en zich verliezen in neoliberaal maakbaarheidsutopisme, terwijl de tegenstanders ervan zich juist bekennen tot rechttoe rechtaan realisme. 
Worden wij, burgers, er wijzer van? 
Nee? Nou dan zijn wij tegen. 
Nuchterder kan het bijna niet.