column
Ronald van Raak:

Us Domela en onze SP

In oktober bestond de SP veertig jaar. Maar onze manier van politiek bedrijven staat in een veel langere traditie, die teruggaat tot Domela Nieuwenhuis, aldus Ronald van Raak.

In 1890 ging de jonge advocaat Pieter Jelles Troelstra op bezoek bij Ferdinand Domela Nieuwenhuis, toen de leider van het socialisme in Nederland. Dat was in het redactielokaal van Recht voor Allen, het blad dat Domela Nieuwenhuis had opgericht. Troelstra wilde graag mederedacteur worden. Daarvoor vroeg hij een flink loon, een premie voor een levensverzekering en een vergoeding om zijn schulden af te lossen. Domela moet deze jonge advocaat wat meewarig hebben aangekeken. Het blad had geen geld, evenmin als hijzelf. Domela was in 1888 als eerste socialist in de Tweede Kamer gekozen, maar droeg zijn vergoedingen af aan zijn partij. Hij wees Troelstra dan ook vriendelijk de deur.

Domela Nieuwenhuis had in 1882 de Sociaal-Democratisch Bond opgericht (SDB). Deze partij nam deel aan verkiezingen, maar wilde daarnaast veel meer zijn. Een socialistische partij moest volgens Domela ook een gevoel van solidariteit creëren en mensen tot een gemeenschap maken. Materieel, door ondersteuning bij ziekte en werkloosheid. Maar ook geestelijk, door scholing en culturele ontwikkeling. De partij was een gezelligheidsvereniging, misschien zelfs een soort familie. Het doel was zelfemancipatie, arbeiders moesten zichzelf ontwikkelen, zodat zij niet meer afhankelijk zouden zijn van hun baas, of van kerkelijke armoedezorg. De strijd voor maatschappelijke verandering was voor Domela ook een strijd voor zelfverandering.

Troelstra werd in 1894 leider van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP), de voorganger van de PvdA. Deze partij splitste zich af van de oudere socialisten omdat zij zich meer wilde richten op de geschoolde arbeiders en op het parlementaire werk. In de volksmond werd deze partij al snel de ‘Studenten, Dominees en Advocatenpartij’ genoemd. In een recent verschenen biografie, Domela Nieuwenhuis. Een romantische revolutionair (2012), noemt Jan Willem Stutje dit een verschil tussen socialisme-van-onderop en socialisme-van-bovenaf. Het socialisme van Domela ‘kent een fundamenteel wantrouwen tegenover staat en autoriteit en tracht daarom zijn doelen zo veel mogelijk op eigen kracht te bereiken’. De sociaaldemocratie van Troelstra ‘mobiliseert de achterban om invloed in en op wetgevende en andere bestuursorganen te verwerven’.

Rode predikant Domela Nieuwenhuis is in verschillende opzichten een tragische figuur. Zijn moeder stierf toen hij nog een kind was. Zelf verloor hij drie echtgenotes in het kraambed. Hij kreeg in totaal acht kinderen, sommige van hen stierven heel jong. Tragisch is ook het verlies van zijn geloof. Domela was een predikant die geloofde in het morele voorbeeld van Christus en zich in de kerk inzette voor bestrijding van armoede en onrechtvaardigheid. Na de dood van zijn tweede vrouw in 1877 nam hij afscheid van de kerk - en daarmee ook van een goede maatschappelijke positie. In het socialisme vond hij meer terug van de leer van Christus. Hij zette zich in voor algemeen kiesrecht, omdat hij geloofde dat de belangen van gewone mensen op die manier een plek konden krijgen in de politiek.

Domela werd een rode predikant. Zijn socialisme predikte klassenstrijd, maar met als doel alle mensen te verenigen in één gemeenschap. Hij predikte ook opstand, maar vooral om te verzekeren dat iedereen er bij zou horen. Ook in zijn verschijning was hij een moderne Jezus. Niet alleen door zijn uiterlijk, door zijn lange dunne gestalte en zijn lange grijze baard. Maar ook door zijn optreden: ‘Domela dankte zijn populariteit vooral aan de kunst om een emotionele brug naar zijn toehoorders te slaan. Hij vroeg om een bekering tot een andere (socialistische) vorm van samenleven en hij beloofde verlossing. Hij sprak erover in een vertrouwd religieus register. Mensen zonder politieke of ideologische traditie vertonden die rituele moedertaal het beste. Zij drukte het diepste het verlangen uit naar harmonie en eenheid’, aldus Stutje.

Op deze manier slaagde Domela erin gewone mensen te winnen voor zijn idealen. Niet alleen de geschoolde arbeiders, maar ook de armen en werklozen. Niet alleen de fabrieksarbeiders in Amsterdam, maar ook de veenarbeiders in Friesland, die hem trots ‘Us ferlosser’ noemden. De Friezen kozen Domela in 1888 als eerste socialist in de Tweede Kamer, nadat hij een jaar lang had vastgezeten wegens majesteitsschennis (Domela had zich afgevraagd waarom het volk zoveel sympathie koesterde voor een koning die zo weinig werk maakt van zijn baantje). In het parlement voelde Domela zich echter niet thuis. Als eenling kon hij hier ook weinig uitrichten. Veel liever was hij aanwezig bij stakingen en demonstraties, of richtte hij fondsen op voor zieken en werklozen.

Rode heer Stutje wijst in zijn boek op de unieke positie van links in Nederland. In de meeste Europese landen zijn linkse partijen ontstaan als afsplitsing van de sociaaldemocraten. In Nederland is dat andersom: hier ontstond vanaf het midden van de negentiende eeuw een traditie van radicaal links, waarvan de sociaaldemocraten zich aan het eind van de eeuw hebben afgesplitst. De sociaaldemocraten in de politieke partijen (SDAP en de PvdA) en in de vakbonden (NVV en FNV) hebben daarna afstand gehouden van de oorspronkelijke beweging, die ze afdeed als ‘achterlijk’ en niet waard om mee samen te werken. Hierdoor ontstonden ook twee socialistische culturen, een tegencultuur van ‘de daad en de straat’ tegenover een cultuur van de ‘Herenpartij’.

Deze verschillen in cultuur kwamen ook voort uit andere opvattingen over politiek. Domela riep mensen op tot strijd, maar niet voor zijn eigen doeleinden. Emancipatie betekende volgens hem dat mensen zelf hun lot in eigen hand moesten nemen. ‘Zijn charisme bestond erin de arbeidersklasse haar eigen doeleinden te doen formuleren; hij wilde haar geen “vreemde doeleinden” opdringen,’ aldus Stutje. Sociaaldemocratische bestuurders wilden de mensen vooral leiden. Stutje: ‘Het socialisme werd die mens uit handen genomen en verloor daarmee zijn betekenis van zelfbevrijding. Ervoor in de plaats trad de professionele activiteit van politici à la Troelstra.’ Praktische strijd werd ingeruild voor abstracte sympathie.

De tweedeling die eind negentiende eeuw in de sociale beweging ontstond is tot op de dag van vandaag blijven bestaan, in het parlement en in de vakbeweging. Links van de sociaaldemocratie bleven politieke partijen actief, die door de PvdA fel werden bestreden. In de vakbonden bleven linkse arbeiderscollectieven ontstaan, die niet minder hard werden bekritiseerd door de sociaaldemocratische top. De biografie van Domela Nieuwenhuis verklaart misschien de felheid van die reacties en laat zien waarom het zo moeilijk is om met sociaaldemocraten samen te werken. Daarbij gaat het niet alleen om verschillen in politiek inzicht, maar om een andere manier van politiek bedrijven. Het gaat ook om een andere kijk op de mens, een verschil tussen emancipatie en paternalisme.

De verschillen tussen toen en nu zijn groot, maar toch is de SP schatplichtig aan de eerste socialisten. Dat blijkt uit heel praktische zaken, zoals de afdrachtregeling, die door Domela Nieuwenhuis in het leven werd geroepen. En dat blijkt uit heel principiële zaken, zoals de massalijn, de opvatting dat wij niet politiek bedrijven vóór de mensen, maar mét de mensen. En dat blijk hopelijk ook uit onze manier van optreden, dat we niet alleen het hoofd, maar ook het hart van de mensen kunnen winnen. Ons socialisme is vrij uniek, zowel in Nederland als in de rest van Europa. Maar het staat ook in een lange socialistische traditie. De nieuwe biografie van Domela Nieuwenhuis laat zien dat Us Domela ook een beetje van onze SP is.

Betrokken SP'ers