Sorry en beterschap
En weer blijft een falend bewindspersoon gewoon aan. Aangetoonde laksheid en incompetentie, verloren gezag binnen en buiten het ministerie en verloren vertrouwen bij vrijwel de gehele oppositie in de Tweede Kamer; voor de VVD en de PvdA allemaal geen reden het ambt van staatssecretaris van Financiën van alle blaam te zuiveren. Hoe kunnen mensen nog vertrouwen houden?
Formeel heeft een bewindspersoon het vertrouwen van de Staten-Generaal totdat het tegendeel is gebleken. Dat is de zogenoemde vertrouwensregel. Maar wanneer is de Kamer bereid haar vertrouwen in een bewindspersoon op te zeggen? Complicerende factor hierbij is het gegeven dat de meerderheid van de Kamer (de coalitiefracties) willen dat het kabinet blijft zitten waar het zit. Het opzeggen van het vertrouwen in een van de bewindspersonen leidt vrijwel automatisch tot schade voor de partij waar de persoon lid van is en daarom kan het naar huis sturen van een minister of staatssecretaris leiden tot spanningen in het kabinet en de coalitie. Wanneer niet een van de partijen die deelnemen in de regering echt behoefte heeft aan vervroegde verkiezingen, zal men uiteindelijk altijd proberen de onderlinge verhoudingen zo goed mogelijk te houden.
Het was Frits Bolkestein die – toen nog in de oude zaal van de Tweede Kamer – voor het eerst verwees naar de Carrington-doctrine. ‘Doctrine’ is een groot woord, maar bedoeld wordt de stelregel dat het goed is dat bewindspersonen niet koste wat het kost op hun zetel willen blijven zitten. Lord Carrington trad af omdat hij als minister van Buitenlandse Zaken zei niet op de hoogte te zijn geweest van de plannen van de Argentijnse regering om de Falklandeilanden te overvallen. De inlichtingendienst had duidelijk gefaald, vond hij. De Engelsen, die nog steeds de scepter zwaaiden op de eilandengroep voor de Argentijnse kust, werden volledig verrast door de aanval. Carrington trok zijn conclusies en trad af. ‘It seemed the honourable thing to do.’
Bolkestein bepleitte dat wij in ons land ook een dergelijk soort opvatting als stelregel zouden moeten hanteren. Een juiste gedachte, lijkt me. Ministers en staatsecretarissen zijn altijd verantwoordelijk: zowel wanneer ze iets niet weten, en daardoor verkeerd handelen, als wanneer ze iets wel weten en niet goed handelen op basis van die kennis.
Sinds Paars is er een andere kijk op het ambt, de verantwoordelijkheid van een bewindspersoon en de vertrouwensregel in zwang geraakt. Zeg ‘sorry’, haal diep adem en beloof beterschap. Veel bewindslieden zijn er sinds de kabinetten-Kok mee weggekomen. In het normale intermenselijke verkeer is het aanbieden en aanvaarden van excuses de normaalste zaak van de wereld. Maar dat normale intermenselijke verkeer is niet te vergelijken met het verkeer tussen Kamer en kabinet. De Kamer, de volksvertegenwoordiging, is immers controleur van de regering en dient er op te kunnen vertrouwen dat bewindslieden capabel en betrouwbaar zijn. Hier gaat het niet primair om de goede bedoelingen van de persoon in kwestie, het gaat om de zuiverheid, betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van het ambt.
Deze column verscheen op 22 mei 2013 in NRC.