De staatssecretaresse
Deze week had ik weer eens een debat over de invoering van de OV-Chipkaart. Het is één van die typische hoofdpijndossiers waarbij een prima plan verzuipt en van het ene levensgrote probleem in het andere stort.
Als politicus stel je je voortdurend de vraag: “Hoe komt dit?” Is het domme pech, zijn het kinderziektes? De chipkaart lijdt vooral aan dat laatste: poortjes gaan niet open, saldo verdwijnt van kaarten, mensen worden geplet als ze een poortje passeren enzovoort.
Maar veel fouten zijn ook structureel. Ten eerste heeft de Kamer - verlamd door traumatische ervaringen met grote infrastructuurprojecten zoals de Hogesnelheidslijn, de Betuweroute en diverse wegen - besloten dat het aan de vervoersbedrijven is om deze kaart te ontwikkelen. Wij waren daar tegen, maar daar koop je nu niks voor. Tijdens het debat deze week kwam zelfs de PvdA tot het inzicht “dat de projectopzet bij nader inzien niet optimaal is”.
Want wat blijkt: de vervoersbedrijven hebben een waardeloze kaart laten produceren met een rampzalige beveiliging. Tijdens een spoeddebat in januari trok staatssecretaris Huizinga hierover het boetekleed aan: hoewel ze vond dat ze niet zelf verantwoordelijk was voor de problemen met de kaart, zou ze nu wel verantwoordelijkheid nemen voor de oplossingen. Ze zou de ‘regie’ nu écht grijpen. Dat was goed nieuws, onder die voorwaarde konden we door.
Twee maanden, een paar rapporten en diverse kraken verder, is nu definitief bevestigd dat deze kaart onveilig is. Maar wat doet de staatssecretaris? Zij kondigt aan dat ze vragen gaat stellen over hoe we nu verder moeten. En in Trouw zegt ze: “Er moet absoluut een nieuwe OV-chipkaart komen, maar pas als blijkt dat er met de huidige kaart grootschalig wordt gefraudeerd.” Dus we vervangen het kapotte slot op de deur pas, als er flink is ingebroken? Dát was niet de afspraak. Dat is geen verantwoordelijkheid nemen, laat staan de problemen oplossen. Ze blijft initiatiefloos en ik heb haar zelfs een ‘staatssecretaresse’ genoemd, omdat ze vooral dingen ‘opschrijft’ en ‘doorgeeft’ aan anderen.
Maar vervolgens zit je met een dilemma. Je vertrouwen in de bewindspersoon is weg, maar je weet dat de coalitie op dit moment in géén geval een staatssecretaris naar huis stuurt. Zelfs de PvdA-fractie gaf niet thuis, terwijl zij in januari de meeste kritiek had! In dit kabinet is de verhouding tussen de partijen blijkbaar zo dat één kikker uit de kruiwagen sturen waarschijnlijk betekent dat de hele kruiwagen omduvelt.
Je moet dus voor je gevoel een motie van wantrouwen indienen, terwijl je weet dat die het niet haalt. Maar ben je nog geloofwaardig als je een falend kabinetslid laat zitten? Ik denk het niet. Dus ja, een motie van wantrouwen ingediend, motie afgestemd en over tot de orde van de dag. Maar die vraag aan de coalitiepartijen blijft staan: ben je geloofwaardig als je een falend kabinetslid laat zitten?