column
Agnes Kant:

De ethiek van medische experimenten

In het vragenuur dinsdag was een belangrijk en niet eenvoudig onderwerp aan de orde. De ethiek rondom medische experimenten.

Zaterdag schreef de Telegraaf dat patiënten die aan wetenschappelijk onderzoek meedoen vaak niet goed geïnformeerd zijn wanneer ze toestemming geven voor deelname het experiment. Ook in het inmiddels welbekende en desastreus verlopen 'probiotica' experiment zou dit een probleem zijn geweest.

Zoals de Telegraaf betaamt was het onderwerp wel wat dik aangezet. Dit bleek toen ik de aanleiding, een publicatie in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde las. Maar desalniettemin: de constatering die in het medisch wetenschappelijk blad werd gemaakt is verontrustend. Zo'n 40 tot 80% van de patiënten die toestemming geeft denkt dat de behandelend arts een op de patiënten afgestemde behandeling geeft. Terwijl bij een medisch experiment het dus zo is dat de effecten van twee behandelingen met elkaar vergeleken worden. Welke van beide behandelingen de patiënt krijgt wordt door loting bepaald, en dus niet door de arts.

Als het lot en niet de arts bepaalt, is het oordeel van de wetenschappelijke ethiek en de daaraan gekoppelde richtlijn dat de er sprake moet zijn van 'oprechte onzekerheid'. Dat wil zeggen, zoiets mag alleen als daadwerkelijk en oprecht onbekend is welke van de twee behandelingen beter is dan de andere. In de wetenschap heet dit het 'onzekerheidsprincipe'. Dit is een belangrijk ethisch uitgangspunt, maar het ontslaat geen enkele onderzoeker ervan zich te vergewissen dat een patiënt die toestemming geeft tot deelname, weet dat niet de arts maar het lot de behandeling bepaalt.

Een ander belangrijk ethisch uitgangspunt is het zogenaamde 'informed consent'. Oftewel: de geïnformeerde (schriftelijke) toestemming van de patient, waar hij aangeeft dat hij op de hoogte is van de risico's van het experiment. Vooral in acute situaties, en/ of situaties waar patiënten er erg slecht aan toe zijn, kan iedereen zich voorstellen dat het heel moeilijk kan zijn je ervan te vergewissen of de patiënt beseft waar hij /zij ja tegen zegt. Maar ook dit dilemma ontslaat geen onderzoeker er van dit toch zorgvuldig te doen. Van links tot rechts was iedereen het er dan ook over eens dat dit - gezien die constateringen in het 'Probiotica' onderzoek - echt beter moet.

Bij de mondelinge vragen kaartte ik ook de farmaceutische branche aan, die grote druk zet op het eerder genoemde ethische 'onzekerheidsprincipe' bij onderzoek met commerciële belangen. Het komt voor dat een nieuw middel, waarvan de farmaceutische belanghebber uiteraard graag heeft dat het als beter uit de bus komt, niet vergeleken wordt met het op dat moment beste voorhanden zijnde alternatief, maar bijvoorbeeld een te lage dosering daarvan, of zelfs met een placebo ofwel nep-pil. Dit kan absoluut niet door de beugel, maar het gebeurt helaas wel. Verantwoordelijk staatssecretaris Bussemaker antwoordde dat het daarom van belang is dat onderzoek niet in een commerciële setting gebeurt maar in een academisch ziekenhuis.

Inderdaad, maar helaas is van die academische setting inmiddels voor een groot deel een commerciële setting gemaakt. Meer en meer is het medisch wetenschappelijk onderzoek afhankelijk van geldstromen van de farmaceutische industrie. De meeste geneesmiddelen-onderzoeksafdelingen kunnen helemaal niet meer draaien zonder deze inkomsten en zijn er volledige afhankelijk van. In 2005 schreef ik samen met Ineke Palm van het Wetenschappelijk Bureau (SP) en met de hulp van een flink aantal verontrustende onderzoekers een initiatiefnota. Hierin kwamen we met 25 medicijnen die de grote macht van de farmaceutische industrie moeten terugdringen en de onafhankelijkheid van het medisch wetenschappelijk onderzoek moeten versterken..

De hoogste tijd dus, om deze nota ook naar de nieuwe staatssecretaris te sturen.

Lees de nota: 25 medicijnen (PDF)

Betrokken SP'ers