Opa’s in crisistijd
Mijn opa Jan heeft me veel geleerd. Hij vertelde over vroeger. Graag ging ik bij opa en oma logeren. Na de hutspot, boerenkool of zuurkool met kaantjes kroop hij op zijn praatstoel. Een TV had hij niet. Op donkere avonden bij de kolenkachel was er alle tijd voor verhalen.
Tijdens de crisis in de dertiger jaren werkte hij bij een sigarenfabriek. Opa vertelde over de armoede onder werklozen, over de werkverschaffing, over de ingenieur als tramconducteur. Om het zwart werken tegen te gaan, moesten 'steuntrekkers' zich tweemaal per dag melden voor een stempel. Voor de stempellokalen stonden eindeloos lange rijen.
In die tijd moest je belasting betalen voor fietsen. Twee gulden vijftig per fiets. Daarvoor kreeg je een metalen plaatje dat je op de fiets moest bevestigen. Werklozen konden dat niet betalen. Die kregen voor 10 cent een plaatje. Maar wel een plaatje met een gat erin. Op zon- en feestdagen mochten zij niet fietsen. In die tijd werd mijn opa socialist.
Opa Jan van minister Donner was in de dertiger jaren minister van Justitie. Zijn voorstel om te bezuinigen op rechtbanken werd door de Tweede Kamer verworpen. Opa Jan Donner vond dat de Kamer onvoldoende bereid was om de bezuinigingspolitiek van het kabinet te steunen. Hij stelde de kabinetskwestie. De regering viel in februari 1933.
Bezuinigen in crisistijd doe je niet. Toen ik het lot van zijn opa aan minister Donner voorhield, zei hij enigszins gniffelend dat die bezuinigen er later wel doorkwamen, en dat zijn opa het wel gezien had als minister. Komende weken zullen we zien wat minister Donner van zijn opa heeft geleerd.