column

Een sprookje over een fee en een stapelbed

Er was eens een land met steeds meer gevangenen. Zoveel gevangenen dat er niet genoeg gevangeniscellen waren. Sommige gevangenen mochten daarom eerder terug naar huis.

De minister van alle bajessen besloot dat het zo niet langer kon. “Straf is straf en zitten is zitten”, zei hij heel kordaat. Hij gaf de bouwvakkers de opdracht cellen bij te bouwen en in de tussentijd moesten de overtollige gevangenen maar samen op één cel. Bed er uit, stapelbed er in en klaar is Kees. Sommige gevangenissen maakten er een gezellig project van en gingen zelf de stapelbedden lassen.

Al snel werd duidelijk dat het helemaal niet zo gezellig meer was. De gevangenen mochten amper hun cel van tien vierkante meter uit en begonnen elkaar op de zenuwen te werken. Er braken zelfs vechtpartijen uit. De medewerkers vonden het maar lastig. Het werk was al zwaar maar nu moesten ze ook nog oppassen als ze de celdeur open deden omdat er vaak opgefokte gedetineerden achter de deur stonden. Maar het was tijdelijk en nood breekt wet.

Langzaam werden er meer cellen gebouwd en toen ook het aantal gevangenen daalde, zouden de gevangenen eindelijk weer naar een eigen cel terug kunnen gaan. Maar toen kwam er een boze fee, die besloot dat hoeveel cellen er ook leeg stonden, de gedetineerden toch met zijn tweeën opgehokt moesten blijven. Dat was goed, want twee op één cel was geen noodmaatregel meer had zij besloten.

Al snel brak er een opstand uit onder het personeel. Zij kidnapten de boze fee en sloten haar op in een cel met een niet nader te benoemen minister. Binnen 24 uur schreef zij een briefje aan de Tweede Kamer om aan te kondigen dat het maar een sprookje was en dat twee op één cel wegens genoeg cellen per direct werd afgeschaft. Er werd een groot feest georganiseerd met een vreugdevuur van brandende stapelbedden. En iedereen leefde nog lang en heel gelukkig.