column
Paul Ulenbelt:

Eurowezen

“Papa heeft gezegd dat hij komt. En mama heeft gezegd dat ze over twee maanden komt.” Marysia (7) kijkt hoopvol, maar ze weet dat ze zichzelf voor de gek houdt. “Denk je dat ze zullen komen?” Ze knikt, maar veegt een traan uit haar ogen.

Het zijn de eerste zinnen van een reportage van Ekke Overbeek in dagblad Trouw van 13 september. Samen met haar broertje zit Marysia in een kindertehuis in Polen. Haar ouders zijn niet overleden. Die werken in het buitenland. Net als veel andere Polen.

Deze zomer was ik op werkbezoek in Roemenië. Veel Roemenen werken in Spanje en Italië. Tussen de twee en drie miljoen. Alle mensen die ik sprak waren het over één ding eens: de arbeidsmigratie is een ramp voor de kinderen. Ze missen voor lange tijd hun vader, hun moeder, of beiden. Ze worden opgevoed door opa en oma. Of door hun oudste broer of zus. Of ze komen in een weeshuis. Gezinnen raken ontwricht, op grote schaal. In Roemenië neemt mede daardoor het schoolbezoek af en het analfabetisme toe.

Er zijn veel politici en wetenschappers die zeggen dat arbeidsmigratie goed is voor een land. De gezinsleden in het land van herkomst ontvangen extra geld. In het land waar de arbeidsmigranten werken vullen ze tekorten op de arbeidsmarkt. Een win-win situatie noemen ze dat. Veel kinderen zijn de dupe. Hun lot telt in de economische cijfers niet mee. Het vrije verkeer van werknemers is een wezen van de Europese Unie. Eurowezen, zoals Marysia, staan niet op de balans.

Betrokken SP'ers