'Voorzieningen zijn het fundament van een samenleving'
In Een klein land met verre uithoeken onderzoekt journalist Floor Milikowski de toenemende ongelijkheid tussen steden, dorpen en regio’s in Nederland. Zij beschrijft in haar boek hoe door bewust politiek beleid een land van winnaars en verliezers is ontstaan. In ons gesprek is zij duidelijk over wat te doen tegen de tweedeling: ‘Als je niet wilt dat de samenleving uit elkaar valt, moet je ervoor zorgen dat de voorzieningen overal op orde zijn.’
Welke omslag in politiek beleid heeft er in de jaren tachtig plaatsgevonden ten aanzien van de regio’s, steden, dorpen en buurten?
‘In de decennia na de Tweede Wereldoorlog is er door de overheid ingezet op het versterken en ondersteunen van de kansarme delen van het land. Door in provincies als Groningen, Friesland, Limburg, Zeeland en Drenthe werkgelegenheid te creëren en mensen te stimuleren die kant op te verhuizen.
In de jaren tachtig is een omslag gemaakt naar het versterken van de meest kansrijke delen van het land. In een globaliserende economie werd ook Nederland gedwongen op zoek te gaan naar de eigen concurrentiekracht. Waar Amsterdam eerst concurreerde met bijvoorbeeld Rotterdam, ging zij steeds meer concurreren met steden als New York, Londen en Parijs. En Rotterdam op haar beurt met havensteden wereldwijd. Om de internationale concurrentiestrijd aan te gaan is toen heel bewust gekozen voor een aantal specifieke regio’s en sectoren in Nederland.
In mijn boek citeer ik Gerrit Wagner, de voormalige CEO van Shell, die begin jaren tachtig een onderzoekscommissie leidde naar de kansen van Nederland in een internationaal globaliserende economie. Hij zei toen de veelzeggende woorden: ‘Don’t back the losers, but pick the winners’. De overheid moest zich niet langer bekommeren om de kansarme regio’s van het land, maar alleen nog om de meest kansrijke.
Gekozen werd voor Amsterdam met Schiphol en de Zuidas, voor Rotterdam met de haven en later voor de regio Eindhoven met Philips en ASML. Dat moesten de pijlers worden van de Nederlandse economie. En die zijn ook allemaal zeer succesvol geworden.
Het idee was echter dat de economische groei van die regio’s zou doorsijpelen naar de rest van het land. Daar is weinig van terechtgekomen. Terwijl sommige regio’s dankzij de steun van de overheid opkwamen, raakten andere regio’s juist in verval omdat zij veel minder geld en aandacht kregen. In plaats van dat de toegenomen welvaart zich als een gelijkmatige olievlek over Nederland verspreidde, namen de welvaartsverschillen tussen de regio’s alleen maar toe door het gekozen beleid.’
Hoe zag dat beleid er concreet uit?
‘In Schiphol en de Rotterdamse haven is enorm veel geld geïnvesteerd, waardoor zij konden uitgroeien tot grote internationale spelers. Ook is het veel gemakkelijker geworden om vanuit de Randstad naar andere steden in Noordwest-Europa te reizen door de aanleg van snelle treinverbindingen.
Omdat de trek naar de Randstad en andere succesvolle stedelijke regio’s heel erg door de overheid werd gestimuleerd, was er minder geld voor het onderhouden van voorzieningen en belangrijke functies in de minder succesvolle regio’s. Ook omdat deze langzaam werden leeggezogen door de trek naar de grote stad.
Met name de grensregio’s Oost-Groningen, Noord-Friesland, Zuidoost-Drenthe, Zuid-Limburg en Zeeuws-Vlaanderen hebben hiermee te maken gehad. Er trokken mensen weg, daardoor verdwenen voorzieningen, daardoor trokken nog meer mensen weg en verdwenen er nog meer voorzieningen. De politiek heeft de keerzijde hiervan niet willen zien, waardoor de kloof tussen plekken waar het meezit en plekken waar het tegenzit groter is geworden.’
In hoeverre is dit beleid uit de jaren tachtig nog actueel dan wel veranderd?
‘Toen ik zo’n tien jaar geleden hierover begon te schrijven, heerste er in de krimpregio’s een groot gevoel van verslagenheid. Zij waren gewend geweest dat Den Haag ervoor zorgde dat het leefniveau bij hen op peil bleef. Dat veranderde ineens. Zij moesten op eigen kracht de weg omhoog zien te vinden. Veel regio’s hadden daar moeite mee. Want wat is de eigen kracht van een gemeente als Emmen? Van een klein dorp dat door de overheid kunstmatig werd opgepompt tot een middelgrote industriestad? Plaatsen als Emmen hadden weinig om op terug te vallen.
Toch zijn er de afgelopen jaren op tal van plekken allerlei initiatieven en samenwerkingen ontstaan die voor nieuw elan zorgen. Deze worden sinds 2018 vanuit het Rijk gestimuleerd door de Regio Deals. Geld dat door het Rijk beschikbaar wordt gesteld voor regionale samenwerking. Daarmee is er voor het eerst sinds jaren weer sprake van regionaal beleid vanuit Den Haag. Het is weliswaar nog te beperkt en te incidenteel, maar het begin van een omslag van puur economisch denken naar brede welvaartsdenken is wel gemaakt.’
Toch lijkt politiek Den Haag nauwelijks geïnteresseerd in wat er in de regio speelt. Zie de afhandeling van de aardbevingsschade in Groningen of het afblazen van de verhuizing van de marinierskazerne naar Vlissingen. Hoe verklaar jij deze geringe belangstelling?
‘Deels heeft dat te maken met het feit dat er heel weinig volksvertegenwoordigers uit de regio in de Tweede Kamer zitten. Ook bij de ministeries werken bijna allemaal mensen die in of rondom Den Haag wonen. Dat creëert vanzelf minder binding met de rest van het land.
Een andere verklaring is de obsessie met succesverhalen. Als het goed gaat op de Zuidas, dan gaat het vast ook goed in Zeeland. En als je in Zeeland geen werk kunt vinden, dan verhuis je maar naar elders. Natuurlijk zijn er altijd mensen die de stap willen maken naar de grote stad om daar carrière te maken, maar de meeste Nederlanders willen gewoon blijven wonen in de stad of het dorp waar ze vandaan komen. Die hebben helemaal niet de behoefte om te verhuizen. Dat gegeven is te lang over het hoofd gezien.’
Wat is de gemene deler van de kansrijke en kansarme plekken die jij voor je boek hebt bezocht?
‘Mij is vooral opgevallen dat er weinig solidariteit is tussen de succesvolle delen van het land en de plekken waar het minder goed gaat. Mede door het neoliberale beleid van de afgelopen dertig jaar, is het heel erg ieder voor zich. Amsterdam deelt momenteel veel meer met Londen of Parijs, dan met Emmen of Delfzijl. Terwijl dat andersom zou moeten zijn. Er zou veel meer verbondenheid moeten zijn tussen al die verschillende plekken in het land dan nu het geval is.’
Wat zijn de politieke en maatschappelijke gevolgen van de achterstelling van bepaalde regio’s en dan met name aan de grenzen van het land?
‘Je ziet dat mensen enorm boos en teleurgesteld zijn over het feit dat zij zo lang genegeerd zijn en hun problemen niet serieus worden genomen door de landelijke politiek. Krimpregio’s staan voor heel andere opgaven dan groeiregio’s. Een gemeente als Delfzijl moet woningen slopen om leegstand tegen te gaan en de kwaliteit van leven op peil te houden. Normaal gesproken financier je de sloop van woningen met de verkoop van nieuwe, maar dat verdienmodel gaat in een krimpsituatie niet op. Dan nemen de inkomsten van gemeenten uit woningen af, terwijl de maatschappelijke kosten door vergrijzing en verarming juist toenemen. Daar is in Den Haag heel lang geen oog geweest. Met als gevolg dat mensen het vertrouwen in de overheid zijn verloren en zich afkeren van de samenleving.’
Verklaart dat gebrek aan vertrouwen in de gevestigde politiek ook de opkomst van lokale partijen?
‘Zeker. Als de gevestigde partijen nalaten om dat te doen wat lokaal nodig is en de kloof tussen kiezers en gekozenen in een gemeente te groot wordt, is het logisch dat lokale partijen in dat gat springen. Natuurlijk zijn er ook verschrikkelijke lokale partijen, maar de meeste van hen bestaan uit betrokken bewoners die gewoon iets willen doen voor hun gemeente. En die veel pragmatischer en praktischer zijn in het oplossen van problemen dan de gevestigde partijen. Het negatieve beeld dat er is van lokale partijen vind ik dan ook onterecht.’
Wat zou er moeten gebeuren om kansarme regio’s, steden, dorpen en buurten meer kansen te geven?
‘Er moet weer regionaal ontwikkelingsbeleid komen dat al die plekken de mogelijkheid geeft om weer op niveau te komen. Economische groei zou daarin niet langer het enige uitgangspunt moeten zijn. Het is veel belangrijker dat mensen in de regio toegang houden tot zorg, onderwijs en andere basisvoorzieningen en kans hebben op een goede baan in de buurt. Dat moet de insteek zijn.
Daar heb je als landelijke overheid een grote verantwoordelijkheid voor. Die verantwoordelijkheid zit hem deels in meer geld, deels in het aanleggen van betere (ov-)verbindingen, deels in het stimuleren van samenwerking en deels in het delen van kennis. Maar ook in een beter woonbeleid dat volkshuisvesting weer als uitgangspunt heeft.
Als je niet wilt dat de samenleving uit elkaar valt, moet je ervoor zorgen dat de voorzieningen overal op orde zijn. Dat vraagt om een fundamenteel andere manier van denken over de ontwikkeling van het land. Dat je niet een BV bent, maar een samen-leving die je hebt te onderhouden en te stimuleren om weer tot bloei te komen. Van die wederopbouw van de samenleving zal overal in het land werk gemaakt moeten worden.’
Floor Milikowski (1980) is journalist en sociaal geograaf. Sinds 2010 schrijft zij vooral voor De Groene Amsterdammer over Amsterdam en over de staat van het land. Daaruit kwamen de boeken voort Van wie is de stad? (2018), Een klein land met verre uithoeken (2020) en Wij zijn de stad (2021).