Interview Huub Stapel ‘Woede om onrecht zit verankerd in mijn schoenzolen’

Acteur Huub Stapel kan zich erg opwinden over wat er in de samenleving gebeurt. In talkshows en op social media trekt hij stevig van leer over alles wat in zijn ogen onrecht is. Of het nou gaat over zijn geliefde cultuursector, hypocriete politici of de kloof tussen arm en rijk, Stapel spreekt zich uit. ‘Ik roeptoeter te veel, maar het is wel wie ik ben.’

 

Stapel is een veelzijdig acteur. Tijdens zijn omvangrijke carrière voerde hij in het theater onder andere werk van Shakespeare op en kroop hij in de huid van Napoleon. Het grote publiek kent hem van films als De Lift en Amsterdamned, en van zijn rol als Johnnie in Flodder.

Op dit moment staat Stapel in het theater met een voorstelling over zijn familie. Want: ‘Een huwelijk kan worden ontbonden, een vriendschap beëindigd, maar familie blijft familie’, zo staat er te lezen in de beschrijving. Wie wil weten waarom Huub Huub is, doet er goed aan naar de verhalen over zijn jonge jaren te luisteren.

Het Limburgse Tegelen is de geboortegrond van Stapel. Zijn ouders hadden daar een eigen snoepwinkeltje, volgens Stapel misschien wel de kleinste van Nederland. Ook de kinderen hadden een taak in winkel: ‘Wij werden dan op de step naar een familie gestuurd, die aan de Veldstraat woonde, waarvan mijn ouders dan nog 5 gulden en 65 cent kregen. Moesten we zo drie kilometer het dorp door steppen. De filosofie was natuurlijk dat ze het geld eerder zouden meegeven aan kinderen.’

Eerbetoon

Terwijl Stapel verder praat over zijn familie, zet hij een nummer op dat de avond ervoor tijdens zijn voorstelling is opgenomen. Zichtbaar trots vertelt hij er over: ‘Hier zingen we een eerbetoon aan mijn pa en ma. Pa heeft ons meerstemmig leren zingen aan de piano. Dit spelen we altijd aan het begin van de voorstelling. Het lied heet ‘Home’ en is origineel van Karla Bonoff.’

De muziek is verfijnd, zacht en niet gespeend van weemoed. Als dit het gevoel is dat voor Stapel bij zijn vroegere thuis en familie hoort, dan lijkt het op het eerste gezicht een groot contrast met de hardheid waarmee hij zich vaak uitspreekt in het publieke debat. In Stapel huist onmiskenbaar woede.

Wie verder kijkt, ziet meer: ‘In 1954 hebben mijn ouders 3000 gulden geleend van een vriendin van mijn moeder, ook een onderwijzeres. Op 2 december 1975, mijn verjaardag, zei mijn vader tegen mij: ik ben boven op de berg. Ik vroeg hem wat hij daarmee bedoelde. Hij zei dat hij de laatste 100 gulden had terugbetaald van die lening uit 1954. Drie weken later was het tweede kerstdag. Om 8.02 uur stierf mijn vader aan een hartstilstand.’

Stapel vertelt verder: ‘Het onrecht achtervolgde hem ook postuum. Drie jaar na zijn dood had mijn moeder recht op zijn pensioen. Toen bleek dat zijn baas verzuimd had pensioenzegels te plakken. Dat moest nog in die tijd. Mijn moeder kreeg daardoor 16 gulden in de maand. Dus snap je waar die woede vandaan komt? Waar een gevoel van onwaarschijnlijke razernij vandaan komt als ik onrecht zie? Dat zit verankerd in mijn schoenzolen.’

Lege witte ruimte

Deze woede komt in de antwoorden van Stapel vaak naar boven. Logischerwijs is dat ook het geval als het over zijn eigen cultuursector gaat. Direct maakt hij duidelijk wat het belang van cultuur is: ‘Cultuur is alles wat de mens voortbrengt. De kleren die je draagt, de series die je kijkt, de muziek die je luistert. Als ik je in een lege witte ruimte zet zonder al die dingen, dan word je binnen de kortste tijd knettergek!’

Het frustreert hem enorm dat de politiek in Nederland nauwelijks oog heeft voor de cultuursector: ‘Het is hier heel anders dan bijvoorbeeld in Duitsland, waar cultuur als gelijkwaardig wordt gezien aan de economie, onderwijs en zorg. Het is een onmisbare tak. Hier wordt het een beetje afgedaan als hobby, met name door de rechtse partijen. Ik geloof er niks van dat een partij als de VVD daar echt in gelooft. Ze doen dat uit angst voor clubjes als de PVV en Forum voor Democratie. Maar daardoor zie ik eigenlijk niemand die mij en mijn sector echt vertegenwoordigt.’

Het gebrek aan vertegenwoordiging is volgens Stapel sowieso een belangrijke reden waarom het vertrouwen in de politiek zo laag is: ‘Je zult als politiek echt moeten laten zien dat je mensen vertegenwoordigt. En dat heeft niet alleen te maken met een groep mensen die onderaan de ladder bungelt. Het heeft ook te maken met mensen die ergens midden of hoger staan en die ook zien dat het misgaat in dit land. Want waarom moet ik ambassadeur zijn van de voedselbank? Dat is toch van de zotte? Er is geld zat om iedereen te eten te geven op een fatsoenlijke manier. Je zou de armoe in Nederland gewoon fluitend moeten kunnen elimineren. En dan zijn er mensen die, omdat ze pech hebben gehad, moeten leven van 25 euro in de week met twee kinderen. Nou ja, sorry hoor. In wat voor land leef je dan? Als het niet gaat over dat soort dingen, dan voelen mensen zich niet vertegenwoordigd en dan haken ze af. Het leidt tot desinteresse.’

Onrust en onwetendheid

Stapel vindt het moeilijk te verkroppen dat maar weinig mensen iets willen doen aan dit onrecht. Volgens hem ligt de sleutel voor een belangrijk deel bij het onderwijs: ‘De grote onrust in de wereld ontstaat door onwetendheid, die ontstaat door analfabetisme, doordat mensen niet geïnformeerd zijn. Toen ik jong was begon net te komen dat je als kind van een arbeider toch naar de universiteit kon. Als je dan je stinkende best deed, dan kon je toch ergens komen. Nu dreigt het weer zo te zijn dat studeren zo duur wordt dat alleen de elite dat kan doen.’

Als je in de politiek een betere vertegenwoordiging van arbeiders en meer deelname aan de democratie wil hebben, dan is het wat Stapel betreft een gevaarlijke ontwikkeling als juist arbeiderskinderen minder makkelijk kunnen studeren: ‘Er is nu wel een soort onderstroom gekomen van de juiste mensen die ertoe doen. Die toch ook een beetje de dienst gaan uitmaken en zeggen dat dingen anders moeten. Helemaal hopeloos is het niet. Maar het is wel iets waar je ongelooflijk voor moet oppassen, want anders wordt de kloof alleen maar groter.’

Voor de bühne

De afkeer van de politiek, het gebrek aan vertrouwen en het uitblijven van oplossingen voor problemen die er volgens Stapel echt toe doen, zijn in zijn ogen het resultaat van politieke keuzes en handelen: ‘Het zijn praatjes voor de bühne. Kletspraat die helemaal niks waard is. Zijn de problemen in Groningen al opgelost? Zijn deze mensen allemaal gecompenseerd? Hoeveel huizen hebben ze gerenoveerd van de 30.000 die ze moeten doen? Bij de toeslagenaffaire zie je exact hetzelfde. Als het koningshuis tonnen per jaar meer moet krijgen dan is dat geregeld binnen een vloek en een zucht. En al die mensen zitten ondertussen nog steeds op hun centen te wachten. Er zijn zelfmoorden, kinderen depressief, huizen kwijt en mensen failliet!’

Stapel is wat dat betreft pessimistisch over de directe toekomst. Echte verandering ziet hij in zijn tijd niet meer gebeuren: ‘Dat zou dan toch allang gebeurd moeten zijn? We zijn een kijkcijferdemocratie geworden. We lullen een heleboel over wat er wel niet zou moeten gebeuren. Maar hoe kan het dat Rutte daar nog steeds zit terwijl hij alles naar de gallemiezen heeft geholpen? De bijdrage die hij heeft geleverd aan de vernietiging van het onderwijs, de teloorgang van de gezondheidszorg, de politie. Het is een eindeloze rij van wat er allemaal mislukt is.’

Macht van het getal

De oorzaak van veel problemen zit volgens Stapel bij het denken en doen van partijen als de VVD: ‘Rutte ziet er niet het belang van in dat het met iedereen goed gaat in dit land. Hij zegt dat hij handelt naar vermogen. Dat wil dus zeggen dat een of andere grote Shell-achtige tegen je zegt: je moet een beetje je muil houden en anders gaan we naar het buitenland. En dan springt Rutte weer in het gareel. Weet je wat wij moeten doen? Een bedrijf als Shell gaat naar het buitenland, niemand gaat daar meer tanken. Rij effe door. Daar breng je een actie voor op gang. Dan wil ik ze nog wel eens zien met hun weggaan. Want tegen de macht van het getal kan zelfs een multinational niet op.’

Duidelijk is dat Stapel niks meer verwacht van de politiek. Liever kijkt hij naar wat hij zelf kan doen: ‘Je kunt natuurlijk thuis in je stoel blijven zitten, of in je bed liggen, en dan trek je de deken over je hoofd. Dat doe ik niet. Links betekent voor mij omzien naar de medemens. Hoewel dat eigenlijk altijd de instelling van de mens zou moeten zijn. Sociaal doen, of je nou links of rechts bent. Ik verdien heel goed. Dat ontslaat mij niet van sociaal doen en het ontslaat mij niet van geïnformeerd blijven en kijken naar wat er in de wereld gebeurt. Ik wil goed voor de mensen om mij heen zorgen en ik doe wat ik kan. Voor Amnesty, voor Greenpeace, voor dingen die ik belangrijk vind. Vaak is dat kindgerelateerd. En als Lilian Marijnissen mij vraagt om ergens bij te helpen, dan doe ik dat. De SP is inmiddels zo ongeveer de enige partij die hout snijdt en die trouw is aan de idealen.’

Confrontatie

Met tienduizenden volgers op social media en regelmatige optredens bij talkshows heeft Stapel een groot podium om zijn meningen te delen. Daarbij schuwt hij de confrontatie niet. Zo ook enige tijd geleden bij het programma Op1, waar hij oud-VVD-politica Cora van Nieuwenhuis flink aanpakte. Hij sprak haar aan op haar keuze om direct na haar ministerschap lobbyist te worden en op de actie van de VVD om weg te lopen bij de stemming toen er in de Tweede Kamer over een salarisverhoging voor de verpleging werd besloten.

Stapel: ‘Het is gewoon bij wet verboden om direct lobbyist te worden in de sector waarvan je minister was. Als je het dan toch doet, dan is dat een grof schandaal. Dat is een typisch voorbeeld van mensen die alleen maar in de politiek zitten om er zelf beter van te worden. Zo iemand moet zich echt diep schamen. Het resultaat van mijn optreden is dat ze nu nog wel als lobbyist in dienst is maar nergens meer aan tafel mag zitten. Eigenlijk is dat dus einde carrière. Als ik daaraan heb bijgedragen, dan heb ik daar totaal geen wroeging over. Helemaal niks. Opzouten met je foute mentaliteit.’

Hoewel Stapel geen traan zal laten om van Nieuwenhuis, is hij niet altijd even blij met zichzelf: ‘Ik vind van veel iets. Maar ik vind ook dat veel te veel mensen van veel iets vinden. Ik roeptoeter te veel. Ik beledig soms mensen en ik roep soms te hard. Dan schiet ik een beetje door in een soort gebrek aan nuance. Dat mag dan wel wat verfijnder. Ik ben dan lang niet altijd trots op wat ik allemaal zeg. Maar ja, het is wel wie ik ben. Het komt vaak voort uit ergernis, uit het feit dat ik niet tegen onrecht kan.’

 

Tekst: Xander Topma
Foto: Maurits Gemmink