Een financiële hangmat voor energiebedrijven

Dankzij het energieplafond wordt de pijn van de oplopende energierekening een beetje gedempt. Maar aan de manier waarop dit vangnet is opgezet, kleven grote nadelen. Wie zich verdiept in de details ziet dat de energiebedrijven er wel erg goed vanaf komen, terwijl de kosten voor de overheid dreigen op te lopen.

Illustraties: Nenad Mećava

Maandenlang verzette het kabinet zich tegen spoedmaatregelen om een energieplafond in te voeren. ‘Het kon niet en het mocht niet’, schreef de Volkskrant. Voorstellen om een maximumprijs in te stellen en het verschil als overheid bij te leggen (de variant die vooral werd geopperd door GroenLinks en PvdA, en waar uiteindelijk ook voor is gekozen), waren al in maart 2022 gedaan. Tot september van afgelopen jaar bleef de regering echter volhouden dat een dergelijk prijsplafond te ingewikkeld was en eigenlijk ook niet nodig. Bovendien werd naar Brussel gewezen: Europese wetten zouden zo’n prijsplafond in de weg staan.

Toch een energieplafond

Maar half september veranderde de regering abrupt van koers. Door de vele verhalen die werden verzameld en de druk die vanuit politiek en samenleving werd opgevoerd, werd het steeds lastiger om geen actie te ondernemen. Bezwaren over EU-regels ebden langzaam weg, ook al waren er eigenlijk geen nieuwe feiten. En toen gaven de energiebedrijven Vattenfall en Eneco in een gesprek met het parlement aan dat de invoering van een prijsplafond per 1 januari 2023 mogelijk moest zijn. Vanaf dat moment ging de knop om. In een moordend tempo werd er dan toch een energieplafond uit de grond gestampt, dat per 1 januari in werking trad.

Dat energieplafond werkt ongeveer zo. Het energieverbruik van elk huishouden valt tot een bepaalde hoeveelheid elektriciteit en gas onder het energieplafond. Hiervoor geldt een maximale prijs. Wanneer de energieleverancier toch een hogere prijs in rekening brengt, betaalt de overheid het verschil. Wie meer energie nodig heeft dan de hoeveelheid die onder het plafond zit, betaalt over dit deel van het stroomverbruik zelf de dure marktprijs.

Tussen aankondiging en invoering is er veel kritiek gekomen op de plannen van het kabinet. Zo zijn er veel mensen die vanwege hun woonsituatie niet onder de plannen vallen. Bijvoorbeeld wanneer de energie voor een wooncomplex gezamenlijk is geregeld. Ook zijn er veel mensen die om medische redenen een hoger energieverbruik hebben, voor het aanhouden van apparatuur, of het op temperatuur houden van een kamer. Bovendien zijn de belastingen op energie verhoogd (om het prijsplafond deels te financieren), waardoor ook een eventueel vast contract duurder is geworden.

Grote voorschotten

Maar twee kritiekpunten springen eruit, omdat ze verraden waarom de energiebedrijven zo enthousiast zijn over het prijsplafond. Ten eerste krijgen de energiebedrijven grote voorschotten op hun rekening gestort. Deze worden gebaseerd op de verwachtingen van diezelfde energiebedrijven, en de tarieven die zij zelf bepalen. In ESB, het tijdschrift voor Nederlandse economen, schrijven Marco Haan en Maarten Pieter Schinkel dat energieleveranciers hierdoor geprikkeld worden om hun tarieven omhoog te gooien. Normaal zouden ze voor te hoge prijzen worden afgestraft door overstappende klanten, maar door het energieplafond is die concurrentie grotendeels verdwenen.

Voor het voorschot, dat je ook zou kunnen zien als een lening, vraagt de overheid geen enkele rente. Een beetje handige energieleverancier kan op deze manier gratis geld lenen van de overheid. Bovendien is er geen enkele garantie dat de voorschoten die ten onrechte worden uitgekeerd, ooit nog terugkomen.

In plaats van vooraf een voorschot te geven, is het beter om achteraf de gemaakte kosten te vergoeden, stelt Renske Leijten. Waarbij het overigens nog maar de vraag is of energiebedrijven wel doelmatig te werk zullen gaan. Zolang ze niet met elkaar worden vergeleken (benchmarken), is er geen prikkel om minder kosten te maken, stellen Haan en Schinkel. En voor de internationaal opererende energieleveranciers wordt het ook nog een hele klus om te achterhalen of de opgegeven kosten werkelijk relevant zijn voor de Nederlandse leveringen. Een controle volgt pas in 2025. Haan en Schinkel schrijven dat het bovendien ‘niet duidelijk (is) hoe streng en effectief de controle op de inkoopkosten achteraf zal zijn’.

Gegarandeerde winst

Een tweede nadeel dat de economen noemen, is dat de maximale winst die energiebedrijven mogen maken wel erg hoog is vastgesteld. De bedrijven mogen van de afgelopen vier jaar het gemiddelde van de drie meest winstgevende jaren nemen. Dat is bovendien gegarandeerde winst, zonder ondernemersrisico, want de overheid betaalt. Tegelijkertijd mogen nieuwe bedrijven, die de afgelopen jaren geen winst hebben gemaakt, volgens deze regels ook nu geen winst maken. Een groot voordeel voor de bestaande bedrijven dus. ‘Het is een financiële hangmat die zijn weerga niet kent’, aldus Renske Leijten, die heeft voorgesteld om een verbod op winst in te stellen voor de energieleveranciers.

Die hangmat wordt door de overheid betaald, maar hoeveel het energieplafond precies gaat kosten is onduidelijk. ‘Miljarden, zoveel is duidelijk’ schrijven Haan en Schinkel. Hoewel de tarieven inmiddels naar beneden worden bijgesteld, waren deze tijdens de eerste drie maanden van dit jaar enorm hoog. Energieleveranciers worden voor deze maanden geheel gecompenseerd. En dat zijn belangrijke maanden, schrijven de economen: ‘De maanden januari, februari en maart zijn samen ongeveer goed voor vijftig procent van het totale gasplafondvolume en dertig procent van de elektriciteit.’

Hoe gaat het kabinet het energieplafond betalen? In de eerste plaats door, zoals gezegd, de energiebelasting te verhogen. Daarnaast wil het kabinet nog eens 1,5 miljard euro extra aan belasting heffen bij de energiebedrijven. Maar of dit voldoende is om alle kosten te dekken, is nog onduidelijk. Bezuinigingen worden in ieder geval niet uitgesloten.