Energie in eigen handen: in Culemborg doen ze het
Waanzinnig hoge tarieven, technische mankementen en bewoners die van het kastje naar de muur worden gestuurd. Zomaar drie zaken die typerend zijn voor warmtenetten in Nederland. Bijna overal gaat het mis en de bewoners die warmte afnemen zijn de dupe. Toch is er één plek waar het juist heel goed gaat: in Culemborg. Hoe is dat mogelijk en wat is daarvan te leren voor de rest van Nederland?
In de overgang naar duurzame energie worden vaak warmtenetten ingezet. Deze gesloten netwerken van ondergrondse buizen verbinden een centrale plek waar warmte wordt opgewekt met huizen, bedrijven en andere panden om ze te verwarmen. In Nederland wordt deze manier van verwarmen nog niet heel veel gebruikt. In de praktijk zorgt dit voor veel problemen in de techniek maar ook voor monopolistische warmteleveranciers die hun klanten onredelijk hoge tarieven in rekening brengen.
In Culemborg gaat dat anders. Hier ligt het warmtenet met de laagste tarieven van Nederland. Bovendien is het ook nog eens in handen van de wijkbewoners zelf die zich hebben georganiseerd in een coöperatie. Technische problemen worden voortvarend opgepakt en verholpen. Gerwin Verschuur is directeur van Thermo Bello, het warmtebedrijf van de wijk, en vertelt over het project: ‘Het warmtenet is hier aan-gelegd tijdens de ontwikkeling van de wijk. Het was toen in handen van de voorloper van drinkwaterbedrijf Vitens. Dat bedrijf fuseerde en het nieuwe hoofdbestuur vond warmteproductie en het beheer van het warmtenet geen taak Vitens. Ze hebben het toen aangeboden aan de gemeente en andere warmtebedrijven, maar die wilden het ook niet hebben. Toen hebben wij als wijk in een jaar tijd een bedrijfsplan gemaakt.’
Radicale ideeën
Zoals dat vaak gaat met radicale ideeën, was het aanvankelijk een kleine groep enthousiastelingen die meteen aan de slag wilde gaan. Andere bewoners vonden het ook interessant maar wilden toch even aanzien hoe het plan zich zou ontwikkelen. Er werden vier werkgroepen gevormd, die zich bezighielden met communicatie, organisatie, financiën en techniek. Samen hebben zij het bedrijfsplan verder ontwikkeld.
Verschuur: ‘Gaandeweg kwamen er bij die werkgroepen ook steeds meer signalen en vragen terecht vanuit de wijkbewoners. De betrokkenheid groeide. Wat me ontzettend heeft verbaasd is hoeveel expertise er dan eigenlijk in zo’n wijk aanwezig is. De benodigde kennis was in no time georganiseerd, waardoor we nauwelijks externe adviseurs nodig hadden. Dat zorgde voor een plan waarvan iedereen, ook Vitens, het idee had dat het gewoon een heel goed plan was. Daarmee konden we naar de bank en toen konden we het net en de productie overnemen.’
Volgens Verschuur laat dit ook zien dat er vanuit gemeenten meer vertrouwen moet zijn in inwoners: ‘Het beeld is toch nog steeds dat je de overheid en de markt hebt en verder niks. Maar de mensen om wie het gaat, die hebben ook gewoon werk en verantwoordelijke functies in het dagelijks leven. Dat zijn geen onredelijke mensen met onredelijke eisen. Veel gemeenten blokkeren inwoners, terwijl juist daar een enorme kans ligt als je die kennis weet te bundelen. Sterker nog: als het gaat om warmtenetten, dan hebben veel gemeenten zelf geen goede kennis in huis. Dus als ze verstandig zijn, betrekken ze juist de inwoners erbij!’
Scherp onderhandelen
De situatie in Culemborg is uniek omdat Vitens, de verkoper van het warmtenet, er graag vanaf wilde. Dit maakte dat de initiatiefgroep scherp kon onderhandelen. Voor een fractie van de marktwaarde zijn het net en de productie overgenomen. De afschrijving in de boeken van Vitens heeft de nieuwe constructie in de wijk dus mogelijk gemaakt.
‘Dat maakt dat dit project niet een-op-een te kopiëren is naar andere bewonerscoöperaties’, erkent Verschuur. ‘Als je een nieuw net moet aanleggen of je wil een bestaand net overkopen, dan red je het niet voor deze prijs en kan je dat bedrag ook niet eenvoudig lenen.’
Dat zit ‘m volgens Verschuur voor een groot deel in de manier waarop de financiering van de energiemarkt nu in elkaar steekt: ‘Wij zijn als coöperatie gebonden aan de warmtewet en aan de marktregels. Als een commercieel warmtebedrijf naar de bank gaat voor een lening, dan kunnen zij dat doen op basis van balansfinanciering. Wij krijgen alleen projectfinanciering met een korte terugbetaaltijd en hoge rente. Warmtecoöperaties in Nederland hebben Denemarken als voorbeeld, waarbij het zo is geregeld dat, als ze overhouden op de begroting, ze dat overschot het volgende jaar in mindering brengen op de tarieven.
En omgekeerd als ze tekort komen, de bewoners het jaar daarop wat meer betalen voor hun warmte. Een echte pure non-profit nutsvoorziening dus. Het effect is dat de coöperatie dan geen eigen vermogen opbouwt, en dat model werkt in Denemarken omdat ze daar eenvoudig een overheidsgegarandeerde lening kunnen aangaan. Hier in Nederland zou de overheid ook een rol moeten spelen, zodat initiatieven als de onze toegang krijgen tot langjarige relatief goedkope leningen. Daarvoor is een aanpassing van de wet nodig.’
Direct belang
Het coöperatieve model zorgt ervoor dat de wijkbewoners als eigenaars en afnemers een direct belang hebben bij een goed functionerend warmtebedrijf. Verschuur is als directeur één dag per week aan het werk voor het bedrijf en moet zich hierover verantwoorden richting zijn wijkgenoten. Lijntjes zijn hierdoor kort en eventuele problemen worden snel opgepakt.
Verschuur: ‘We hebben onlangs een nieuwe en efficiëntere warmtepomp aangeschaft. Deze maakt alleen wel een ander geluid, wat zorgt voor geluidshinder bij omwonenden. Omdat we daar zelf last van hebben, is de motivatie groot om daar snel mee aan de slag te gaan. We maken dan direct werk van geluidsbeperkende maatregelen.’
Niet alleen technische problemen worden zo snel opgelost. Het bestuur van de coöperatie praat ook mee over de tariefstelling. En vrijwilligers uit de wijk komen op zeer regelmatige basis bijeen voor een technisch beraad. Dit gedeelde eigenaarschap maakt dat de wijkbewoners zich betrokken voelen bij hun eigen energievoorziening en zich daar ook verantwoordelijk voor voelen. Ook besluiten ze samen over de investeringen in het net en de warmteproductie.
Rooskleurige toekomst
De toekomst van Thermo Bello ziet Verschuur dan ook rooskleurig tegemoet: ‘We zijn aan het kijken of we een directe verbinding kunnen maken met lokale windmolens voor de opwekking van stroom voor onze warmtepomp. Dan blijven de tarieven op de lange termijn constant. Ook onderzoeken we of het om die reden zin heeft om te investeren in een grotere warmtebuffer, waarmee het moment van productie kunnen loskoppelen van het moment van levering van warmte.’
En risico’s? Die ziet Verschuur niet zo. Wel kijkt hij naar manieren om gaten op te vullen als bijvoorbeeld vrijwilligers uitvallen: ‘Het is nou eenmaal zo dat veel vrijwilligers toch wat ouder zijn. Nu hebben we ons technisch beraad, maar als zij wegvallen dan zullen we daar toch een extern bedrijf voor moeten inzetten. Maar ook dan maken we die keuze samen als coöperatie en kiezen we het bedrijf dat bij ons past. Zo hebben we dat ook al eerder gedaan met verschillende contracten.’
Het model van Culemborg is met de huidige opzet van de warmtemarkt en de financieringsmogelijkheden voor warmtecoöperaties nog niet overal in te zetten. In Culemborg hebben de bewoners geluk gehad met de prijs, waardoor ze de overname gefinancierd konden krijgen. Financiering voor nieuwe warmtecoöperaties is nog een probleem en daardoor kunnen zij de concurrentie met commerciële warmte-bedrijven nu nog niet goed aan.
Maar Verschuur ziet geen reden waarom dat in de toekomst niet anders zou kunnen gaan: ‘Wij laten zien dat het model in de praktijk kan werken. Bewoners die samen op een succesvolle manier hun eigen non-profit energievoorziening bestieren. In dit soort gevallen heb je altijd pioniers die vooruitlopen op wat de samenleving en politiek gewend zijn, maar ik zie echt een onderstroom in Nederland van mensen die dit ook zien zitten en aan de slag willen in hun wijk.’
Hij vervolgt: ‘Daar is alleen wel een gedragsverandering voor nodig. Mensen die naar een duurzame toekomst willen bewegen en daarvoor hun krachten bundelen. Zij willen niet afhankelijk zijn van grote warmtebedrijven die alleen maar handelen vanuit hun eigenbelang. Het is aan de overheid om dit verder mogelijk te maken. Betere wettelijke kaders, die ruimte bieden voor toegang tot financiering, maar ook een heel goede kennisinfrastructuur en een goede professionele ondersteuningsstructuur zodat bewonersinitiatieven dit soort projecten kunnen verwezenlijken.’