Bankieren in het publieke belang

Banken kunnen niet bestaan zonder de overheid. Om zeker te weten dat ze te vertrouwen zijn bij het uitvoeren van hun fundamentele taak in de economie, worden ze continu in de gaten gehouden. Als het dan toch fout gaat, staat de overheid klaar om te voorkomen dat de economische schade uit de hand loopt. Tegelijkertijd zijn banken commerciële bedrijven, die zo veel mogelijk winst proberen te maken voor hun aandeelhouders. Gaat dat wel samen? Professor Fred Block schreef samen met zijn collega’s een boek over het alternatief: een gedemocratiseerde financiële sector. De Tribune sprak hem eind april via Zoom over dit bijzondere project.

 

Fred Block is socioloog aan de Universiteit van Californië. Hij schreef onder meer de boeken ‘Capitalism, the future of an ilusion’ en ‘The vampire state, and other myths and fallacies about the U.S. economy’. Foto: IIPP UCL/Kirsten Holst©

Waarom zijn jullie gaan nadenken over het democratiseren van de financiële sector?

Na de kredietcrisis in 2008 werd er veel gesproken over en actiegevoerd tegen de bankensector, onder meer door de Occupy beweging. Vaak werd er door linkse mensen opgeroepen om je geld bij de grote banken weg te halen. In plaats daarvan zou je je geld bij een ander soort banken moeten stallen: gemeenschapsbanken of kredietunies.

Maar als je een verschil wil maken, moet je ook nadenken over echte hervormingsstrategieën. Daarmee bedoel ik dat zo'n strategie zowel haalbaar moet zijn als moet bijdragen aan echte verandering. Daarom besloot ik om het idee van deze alternatieve financiële sector verder te verkennen, op een wat hoger intellectueel niveau.

Daarbij was het voor mij al lange tijd duidelijk dat de manier waarop investeringen worden gedaan, dus de manier waarop banken geld uitlenen of dat juist niet doen, centraal staat bij het in stand houden van het kapitalistisch systeem. De voorstellen die wij doen om kredietverlening te democratiseren, hebben de potentie om het kapitalisme te eroderen. Echte verandering dus.

Wat is er mis met commerciële banken?

Het grootste probleem is dat de bancaire sector steeds verder gecentraliseerd en geconcentreerd wordt. Slecht een handvol heel vergelijkbare banken, misschien acht of tien, beheren het gros van al het spaargeld. De geldmanagers bij deze banken investeren in de vreemdste zaken, waaronder speculatieve financiële instrumenten. Daarmee vergroten ze in essentie de instabiliteit van de wereldwijde economie, bijvoorbeeld door geld in te zetten op kleine monetaire verschuivingen. Het is allemaal zo ontzettend onproductief. Het heeft niets te maken met echte investeringen.

In het boek omschrijft u hoe grote bedrijven steeds minder kapitaal nodig hebben om te investeren. Als het even kan worden er eigen aandelen ingekocht, in plaats van geïnvesteerd in onderzoek of nieuwe productielijnen. De grote techbedrijven hebben al helemaal weinig investeringen nodig, vergeleken met de industriegiganten uit het verleden. Tegelijkertijd vinden banken het te duur en risicovol om kleinere bedrijven van leningen te voorzien.

Wat we zien is een proces van desinvestering. Amerikaanse banken zijn steeds verder op afstand komen te staan van de echte industrie. De grote banken zijn meer betrokken geraakt bij speculatie op financiële markten, terwijl ze juist te weinig krediet beschikbaar stellen voor investeringen in infrastructuur, het mkb, organisaties zonder winstoogmerk en investeringen in betaalbare woningen. Neem bijvoorbeeld de twee biljoen dollar die er op een gegeven moment was geïnvesteerd in cryptomunten. Dat is een bezitting die geen waarde in zichzelf heeft, maar een goed instrument is om mee te speculeren.

In 2008 was er een grote bankencrisis en nu gaan er weer veel banken failliet. Toch is de bankensector niet altijd zo instabiel geweest. Van de jaren dertig tot de jaren tachtig van de vorige eeuw waren er vrijwel geen bankencrises. Hoe kwam dat?

Excessen bij banken, zoals speculeren en zelfs fraude, waren een belangrijke reden waarom de aandelenmarkt in 1929 instortte en de grote depressie begon. In reactie op die crisis was er brede consensus dat de bancaire sector moest worden gereguleerd. Dat is destijds gelukt en men heeft dit vol kunnen houden tot ver na de Tweede Wereldoorlog. Maar op een gegeven moment is de bancaire lobby er toch in geslaagd om deze regels af te zwakken.

Ideologische argumenten speelden daarbij een grote rol. Dankzij het neoliberalisme, of markt-fundamentalisme, hebben we te maken met krachtige ideeën over zelfregulerende markten. Men stelde dat banken rationele actoren waren, die uit eigenbelang niet te veel risico zouden nemen. Bovendien beschikte men over uitgebreide economische modellen en waren de mensen die de risico's in de gaten hielden zeer kundig, zo werd er gezegd. Maar, zoals we de afgelopen weken weer hebben kunnen zien, werkt het in de praktijk heel anders. Er worden enorme risico’s genomen om veel winst te maken.

Andere veranderingen speelden ook een rol. Toezichthouders werden afhankelijk van de bankiers om te begrijpen wat ze precies doen en wat de consequenties van hun handelen zijn. Ook zijn banken steeds groter en risicovoller geworden. En ze weten daarbij dondersgoed dat de overheid hen toch wel te hulp schiet als het fout gaat. Er is eigenlijk geen reden meer voor hen om risico’s te vermijden.

Je kunt dit wel proberen op te lossen met betere regulering. Maar dan is het een kwestie van tijd voordat de lobbyisten genoeg druk kunnen zetten om deze weer af te zwakken. Als je dit begrijpt, kom je vanzelf tot de conclusie dat je uiteindelijk toe moet naar financiële instituten die niet gericht zijn op winstmaximalisatie.

Illustratie: Nenad Mećava

Banken hebben een dubbele functie in de economie, stelde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in een studie van enkele jaren terug. Banken zijn de infrastructuur van het economische verkeer en leveren daarmee een publieke dienst. Maar banken zijn ook commerciële bedrijven waarin geïnvesteerd wordt door aandeelhouders die zoveel mogelijk winst vragen. Hoe kan dat anders?

Wat ik voorstel is om de bancaire sector voor een groot deel te laten bestaan uit staatsbanken of banken zonder winstoogmerk, zoals kredietunies. Deze banken zijn meer ingebed in lokale gemeenschappen. Maar laat ook helder zijn: wanneer je winstmaximalisatie uit de bancaire sector haalt, los je echt niet alle problemen op. Corruptie en zelfverrijking zullen altijd blijven bestaan, net als nu. Wat je er wel mee bereikt is dat de druk op het hele systeem, om de regelgeving almaar te verzwakken, enorm verminderd. Bovendien open je allerlei mogelijkheden om leningen te verstrekken aan activiteiten die wel nuttig zijn, maar waar de financiering nu echt achterblijft, zoals betaalbare huisvesting.

Nu gaat krediet vooral naar winstgevende activiteiten en niet per se naar zaken die nuttig zijn voor de samenleving. Kunnen financiële instellingen die niet gericht zijn op winst betere investeringsbeslissingen maken?

Jazeker, en dat gebeurt al continue. Kijk naar wat de regering Biden nu doet. De belangrijkste wetten die zij erdoor hebben gekregen, bevatten enorme hoeveelheden publieke kredieten. Daarmee geven ze in feite toe dat de bancaire sector op dit moment niet in de behoefte voldoet om de duurzame transitie te financieren. En om de ontwikkeling van nieuwe technologieën te financieren, die daarvoor nodig zijn. Opvallend genoeg wordt hiervoor een wet gebruikt die tot stand kwam onder George W. Bush, maar die pas door de regering Obama grootschalig werd gebruikt.

Bedenk bijvoorbeeld dat Tesla tot stand kwam door een dergelijk kredietprogramma. Zij kregen een private lening van 780 miljoen, maar alleen door de garanties van de centrale bank, waarmee alle risico’s feitelijk werden weggenomen. President Biden gaat nog een stap verder, door maar liefst 100 miljard aan garanties mogelijk te maken. Je kunt je voorstellen dat iets vergelijkbaars moet gebeuren om het tekort aan betaalbare huisvesting op te lossen.

Illustratie: Nenad Mećava

In jullie boek wordt uitgebreid stilgestaan bij investeringsbeslissingen die de overheid op deze manier al maakt. Zijn publieke banken dan wel de enige oplossing voor het tekort aan kredieten voor dit soort belangrijke investeringen?

Uiteindelijk is het ook belangrijk dat er democratische verantwoording wordt afgelegd. Anders kun je net zo goed een groot staatsfonds oprichten en een paar bankiers de macht geven om alle beslissingen te maken. Dat verandert niets aan de fundamenten van onze economie. Bij onze voorstellen waren we ons er juist erg van bewust dat we verder moesten gaan dan de technocratische discussie over hoe banken geleid zouden moeten worden.

Tegelijkertijd moeten we er rekening mee houden dat bankieren wel echt een vak is. Je hebt enorm veel kennis en inschattingsvermogen nodig om de juiste investeringsbeslissingen te maken. In de voorstellen die wij doen combineren we dat met democratische verantwoording, zodat gemeenschappen meer te zeggen krijgen over belangrijke investeringsbeslissingen.

 

Wat voor rol kunnen publieke banken spelen bij een ontwikkeling richting een meer socialistische maatschappij?

Daarvoor is het belangrijk om te begrijpen wat de sturende rol van rentes zijn in de economie. Daar is nu te weinig aandacht voor. Een publieke bank, of een kredietunie, kan een kinderopvangorganisatie een relatief gunstige lening verschaffen, bijvoorbeeld voor drie procent. Is diezelfde kinderopvangorganisatie afhankelijk van een private bank, dan is die rente een stuk hoger, bijvoorbeeld 12 procent. Het verschil in de hoogte van die rente is het verschil tussen het wel of niet laten slagen van de hele onderneming.

Dit is een belangrijk argument voor de publieke rol van banken. Het is een manier om de rentelasten voor organisaties die nuttige dingen doen, een stuk lager te maken. Er zijn veel van dit soort sectoren die te maken hebben met een gebrek aan betaalbare financiering: publieke huisvesting, organisaties zonder winstoogmerk die verschillende soorten zorg organiseren, artistieke groepen die een nieuw theater nodig hebben, en ga zo maar door. Dit is helemaal erg in de VS, waar een bedrijf dat zich niet bezighoudt met vastgoed gewoon erg moeilijk aan een lening kan komen.

Ziet u politiek momentum voor een beweging richting een gedemocratiseerde bancaire sector?

Aan de ene kant ligt het in het verlengde van de acties die president Biden tot nu toe heeft genomen. Om de woningcrisis op te lossen zou het ook een goede stap zijn. Ook neemt deze regering grote woorden in de mond als het gaat om concurrentiebeleid, dus dat bedrijven niet te machtig mogen zijn. Als ze dat ook gaan toepassen op de financiële sector dan is er van alles mogelijk. Maar helaas hebben we dat nog niet gezien.

In de voorstellen uit uw boek is er ook ruimte voor private banken. Wat is er dan anders dan nu?

Ook in een gedemocratiseerde financiële sector zal er altijd ruimte blijven voor niches. Je kunt je voorstellen dat er dan banken zijn die winst maken, maar dat zal niet meer zo hoog zijn als nu regelmatig het geval is. Aan de mate waarin banken nu betrokken zijn bij speculeren, zal in ieder geval een eind worden gemaakt. Uiteindelijk is de kern dat bankieren een nutsvoorziening is, die moet bijdragen aan publieke doelen.

Tijd voor een publieke bank

In zijn zeer leesbare boek Van wie wordt ons geld? beschrijft SP-Tweede Kamerlid Mahir Alkaya hoe commerciële banken zo belangrijk zijn geworden voor onze economie. Tegenwoordig maken drie grote banken de dienst uit in Nederland. Zij zijn te groot en belangrijk om ooit failliet te gaan. Alkaya pleit voor een alternatief: een publieke bank waar iedereen tegen een normaal rendement het spaargeld kan stallen. Al jaren strijdt de SP'er voor dit plan, waarvoor steeds meer steun komt. Zo pleit inmiddels ook de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid voor het oprichten van zo’n publieke bank.

Tegelijkertijd is het boek een ode aan de technologische vooruitgang, ook in de financiële wereld. Alkaya is niet bang voor de verandering die nieuwe digitale munten gaan brengen en wil dit juist vaker op de politieke agenda zetten. Het is aan de democratie om te bepalen wat we met deze nieuwe technologie gaan doen. Dat is beter dan deze ontwikkelingen overlaten aan ‘de techneuten in Silicon Valley, technocraten in Brussel en Frankfurt, en grootmachten zoals China’.