Antony Atkinson: 'Strijd tegen ongelijkheid is taak voor de hele regering.'

De Britse professor Anthony Atkinson onderzoekt in zijn nieuwste boek Ongelijkheid. Wat kunnen we eraan doen? hoe de ongelijkheid te verminderen valt. Het gaat om een breed palet aan maatregelen, dat op zich bijna een politiek programma vormt. John Vandaele, redacteur van het Belgische MO* magazine, sprak met deze nestor van het ongelijkheidsonderzoek. 

Inkomensongelijkheid en vermogensongelijkheid nemen in de meeste landen sinds dertig jaar toe; zo ook in Nederland. Die realiteit kreeg evenwel pas echt aandacht nadat de Franse econoom Thomas Piketty zijn boek Kapitaal in de 21ste eeuw publiceerde in de Verenigde Staten. Een van Piketty’s voornaamste metgezellen in het onderzoek naar het verschijnsel is de Britse professor Anthony Atkinson, die aan de universiteit van Oxford al bijna een halve eeuw onderzoek doet naar armoede en ongelijkheid. Met zijn laatste boek, dat de toepasselijke titel Ongelijkheid, wat kunnen we eraan doen? draagt, brengt hij naar mijn idee een van de meest diepgaande analyses over wat we als samenleving kunnen doen om de ongelijkheid terug te dringen. 

We beginnen ons gesprek met de vaststelling dat hij met zijn analyse links van de klassieke sociaaldemocraten staat. De Britse Labourpremier Tony Blair had er uitdrukkelijk geen enkel probleem mee dat sommige mensen stinkend rijk werden. Gelijkheid van kansen, daar ging het voor de meeste sociaaldemocraten om, sinds de Val van de Berlijnse Muur. Gelijkheid in de resultaten, zoals inkomensgelijkheid, leek niet meer van toepassing. Atkinson is het daar niet mee eens: 

‘Natuurlijk, de meeste mensen zijn vóór een gelijk speelveld: ze willen dat alle mensen in het leven gelijke kansen krijgen. Alleen geloof ik niet dat een gelijk speelveld te realiseren is als de verschillen in inkomen en rijkdom te groot zijn. Wie met honger naar school gaat, ook al is die gratis toegankelijk, zal er minder goed studeren.’ 

Net zoals vele anderen maakt u duidelijk dat de westerse landen een bocht naar meer ongelijkheid maakten vanaf de jaren tachtig. Hoe verklaart u dat? 
‘Na de Tweede Wereldoorlog zijn er drie tot vier decennia geweest waarin de ongelijkheid afnam. Dat had met de opbouw van de verzorgingsstaat te maken en met de progressieve belastingen. Daarnaast was er haast volledige werkgelegenheid; er was niet of nauwelijks sprake van werkloosheid. Daardoor nam de loonquote toe (het deel van het nationaal inkomen dat naar arbeidsinkomens gaat), terwijl het kapitaaldeel afnam. Dat had ook te maken met de machtsverhouding tussen arbeid en kapitaal. Ook de verdeling van het vermogen was gelijker: veel mensen waren in staat te sparen, zo ontstond een middenklasse.’

Waarom kwam er een einde aan een evolutie waarbij de ongelijkheid afnam en een almaar groeiende middenklasse tot stand kwam? 
‘Dat heeft met politiek te maken, Ronald Reagan en Margaret Thatcher kwamen aan de macht in de VS en het Verenigd Koninkrijk en voerden maatregelen in die bijdroegen aan meer inkomensongelijkheid: minder progressieve belastingen, het afbouwen van de verzorgingsstaat, het afbreken van vakbondsmacht… Beiden werden ze gesteund door een deel van de media. Let wel: Thatcher had nooit een meerderheid van de stemmen achter zich, wel een meerderheid van de zetels. Verder was er sprake van globalisering en de technologische evolutie die ertoe leidde dat beter geschoolde mensen beter betaald werden. Door de globalisering waren er plots miljoenen mensen die laaggeschoold werk wilden doen voor een veel lager loon: daardoor verdween veel van dat soort werk naar ontwikkelingslanden. Geleidelijk aan ging de notie van een fulltime baan voor veel mensen verloren.’ 

Het bijzondere aan uw boek is dat het een breed palet aan maatregelen tegen ongelijkheid op een rijtje zet. 
‘Inderdaad, dit is geen uitdaging voor het ministerie van Sociale Zaken, het is een opdracht voor de hele regering.’

Te beginnen met de minister voor wetenschapsbeleid, die de technologische evolutie die kan bijdragen tot ongelijkheid moet proberen te sturen? 
‘Inderdaad. De Europese Unie financiert bijvoorbeeld onderzoek naar de wagen zonder chauffeur. Dat kan heel wat banen van bijvoorbeeld taxichauffeurs op de tocht zetten en de vraag is of dit nu de meest urgente behoefte is. Zouden we niet beter kunnen onderzoeken hoe we de zorg voor de ouderen kunnen ondersteunen met technologie? In de jaren zestig werd openlijk gediscussieerd over wat de bronnen en oorzaken van uitvindingen waren, die hele discussie lijkt nu wel verdwenen. Ik wil deze heropenen.’

U wilt een streefcijfer van wat maximaal aanvaardbare werkloosheid is. 
‘De Europese Centrale Bank zou naast een inflatietarget ook een werkloosheidstarget moeten hebben. Werkgelegenheid is de voornaamste weg voor individuen en hun gezinnen om aan armoede te ontsnappen en voor samenlevingen om naar lagere niveaus van ongelijkheid te gaan. Daarom wil ik dat we een streefcijfer van maximaal aanvaardbare onvrijwillige werkloosheid instellen, wat de overheid dan waarmaakt door mensen die dat willen te verzekeren van een baan tegen minimumloon. Bijvoorbeeld in sectoren waar de dienstver-lening in de voorbije jaren is afgebouwd, zoals de kinderopvang, voorschools onderwijs, jeugdzorg, bibliotheken…’

U zegt weinig over monetair beleid. Toch stond kwantitatieve verruiming – het scheppen van geld door de Centrale Bank – erg centraal in het crisisbeleid van de rijke landen. Sommigen zeggen dat dit bijdroeg aan ongelijkheid, doordat het de aandelen de hoogte injoeg en aandelen zitten vooral bij de rijkere deel van de bevolking. 
‘De Britse Centrale Bank zegt dat inderdaad. Wie ben ik om dat tegen te spreken? Ik geloof niet dat monetair beleid erg effectief is om de vraag op te drijven. Dat zou beter lukken indien het gecreëerde geld niet naar de banken zou gaan, maar als je het rechtstreeks aan de burgers zou geven. Maar die keuze is niet gemaakt.

Hoe dan ook, het is waanzinnig dat we van de extreem lage rentes geen gebruik maken om te investeren in de publieke infrastructuur. Regeringen kunnen gratis lenen. Waarom maken ze daar geen gebruik van? De reden is dat ze gefixeerd zijn op de overheidsschuld, en geen oog hebben voor het overheidsvermogen. Je moet die twee tegen elkaar afwegen en dan het saldo bekijken.

Elke zakenman zou in die omstandigheden investeren, maar de meeste regeringen niet. Dat begrijp ik niet. Dat heeft ook te maken met de toenemende ongelijkheid tussen de generaties. De ouderen hebben dure eigen woningen. Ze hebben doorgaans ook betere lonen, en ze kregen indertijd veel meer publieke middelen. Door niet te investeren in de toekomstige publieke infrastructuur maken we die ongelijkheid tussen de generaties nog erger. Die ongelijkheid tussen de generaties is een van de redenen waarom er in Zuid-Korea veel aandacht was voor mijn boek.’ 

Piketty zegt het rendement van kapitaal hoger ligt dan de groei van de economie – r > g, heet dat in zijn boek – en dat daardoor de rijken automatisch rijker worden. U trekt daaruit de conclusie dat het kapitaal dus over meer mensen moet worden verspreid. Daarom pleit u bijvoorbeeld voor een publieke investeringsautoriteit. 
‘Inderdaad. Het soevereine vermogensfonds van Noorwegen, opgebouwd met de inkomsten uit de Noorse aardolie, is intussen een van de grootste ter wereld en de opbrengst ervan zorgt voor vijf procent van de begroting. Het Verenigd Koninkrijk had dit ook kunnen doen met zijn Noordzeeolie. Frankrijk heeft onlangs zo’n fonds gestart. Singapore heeft een sterk overheidsfonds. En ik stel vast dat nu ook de Britse Conserva­tieven open staan voor het idee.’

U pleit voor meer progressieve belastingen, met een hoger toptarief, dat u op 65 procent wilt brengen. Kan dat wel werken? Toen de Franse president François Hollande het hoogste belastingtarief op 75 procent bracht, was dat niet echt een succes. 
‘Dat cijfer van 65 is bij mij gebaseerd op rechtvaardigheid. Onderaan is er in het Verenigd Koninkrijk een marginale belasting van 65 procent als mensen die gaan werken hun uit­kering verliezen omdat hun inkomen stijgt. Ik vind het wel zo eerlijk dat de marginale belasting voor mensen met heel hoge inkomens even hoog is. Maar pin mij niet vast op dat cijfer. Probleem is dat heel rijke mensen dezer dagen vaak helemaal niks betalen. De last van de belastingen is naar de middenklasse verschoven.’

Voor de superrijken pleit u voor een wereldwijde vermogensbelasting ? Is dat realistisch? 
‘Het is misschien nog niet voor morgen, maar veel rijken zijn niet zozeer bezorgd om wat ze moeten betalen, maar om de onzekerheid over hoeveel belasting ze zullen moeten betalen. Zo’n wereldwijde vermogensbelasting zou meer zekerheid kunnen bieden.’

Hoe is het boek ontvangen? 
‘Veel positieve reacties. Ook en vooral in de VS. Mooi is de video waarin twee Nobelprijswinnaars Economie, Paul Krugman en Robert Solow, in twintig minuten het boek bespreken. In het Verenigd Koninkrijk is het minimumloon intussen sterk verhoogd, een idee uit het boek. De respons van jonge mensen is groot.’

Uw ideeën lijken nog ver te staan van de politiek, ook van de sociaal­democraten. Moet het dan niet van de basis komen? 
‘Dat klopt. Een van de meest hoop­gevende reacties op bijeenkomsten is dat mensen me zeggen: ‘Ik wist niet dat we dit konden doen.’. Dat vind ik heel goed. Dit boek moet juist de ogen openen.’

 

15 maatregelen

In zijn boek Ongelijkheid, wat kunnen we eraan doen? stelt Atkinson 15 maatregelen voor.

1. Technologische vernieuwing slim inzetten zodat mensenwerk ondersteund wordt in plaats van verdrongen.

2. De machtspositie van vakbonden versterken en, waar deze nog niet bestaat, een Sociaal-Economische Raad oprichten.

3. Werkloosheid voorkomen en terugdringen, en aan de resterende werklozen een overheidsbaan met minimumloon bieden.

4. Het minimumloon moet hoog genoeg zijn dat je er echt van kunt leven, en er moeten regels komen voor betaling boven het minimum.

5. De regering moet (tot een bepaald bedrag) aan ieder een spaarrekening bieden met een gegarandeerde rente.

6. Bij volwassen worden ontvangt iedereen een basiskapitaal, een ‘gegarandeerde erfenis’ waarmee een ieder kan investeren in de eigen toekomst.

7. Een Nationale Investeringsbank moet in het algemeen belang investeringen doen in bedrijven en vastgoed.

8. Meer progressieve inkomstenbelasting, met een hoogste schijf van 65 procent, tegelijk met vergroting van de heffingsgrondslag door lagere aftrekposten.

9. De regering moet in de inkomstenbelasting een forse arbeidskorting invoeren in de eerste schijf.

10.       Geen (hoge) eenmalige belasting op erfenis en giften, maar een levenslange progressieve belasting op kapitaalontvangsten.

11.       Er moet een proportionele of progressieve onroerendgoedbelasting zijn, gebaseerd op up-to-date waardebepalingen.

12.       Hoge kinderbijslag die wel belast wordt, zodat hogere inkomens een veel forser deel terugbetalen dan lage inkomens.

13.       Een ‘participatie-inkomen’ als aanvulling op te laag loon of uitkering tot een bepaald minimum, met het vooruitzicht van een EU-breed basisinkomen voor kinderen.

14.       (Alternatief voor 13) Vernieuwing van het sociale zekerheidsstelsel, met hogere uitkeringen voor grotere groepen mensen.

15.       Rijke landen moeten hun officiële ontwikkelingshulp opvoeren naar 1% van het bruto nationaal product.