publicatie

Spanning februari 2010 :: Thatcher wilde niet buigen, dus moest de bond barsten

Spanning, februari 2010

Battle of Britain 25 jaar geleden

Thatcher wilde niet buigen, dus moest de bond barsten

Op 3 maart 1985 eindigde de historische Britse mijnwerkersstaking, een jaar nadat hij was begonnen. Na twaalf maanden meedogenloze strijd en grote opofferingen, moesten de Britse mijnwerkers capituleren. Hun nederlaag betekende de overwinning van Iron Lady Margaret Thatcher en haar neoliberale agenda. Die zei dat alles wat British heette en staatsbezit was, aan de markt overgedragen moest worden. De wereld keek toe en wist dat de uitkomst van de Britse titanenstrijd ook hen zou beïnvloeden. De SP was erbij – en koos partij. Voor solidariteit.

Tekst: Tiny Kox*

Achter de muziek aan

Marcherend en zingend, achter hun eigen harmonieën, liepen ze op 3 maart 1985 terug naar hun mijnen. Het trotse korps van Britse miners had gestreden voor wat het waard was – maar had toch verloren. Waar de mijnwerkers tien jaar daarvoor nog in staat waren geweest de conservatieve regering van premier Edward Heath naar huis te staken, konden ze het nu van premier Margaret Thatcher níét winnen. Toen, in 1974, was de vakbeweging in de aanval gegaan, voor meer loon en beter werk. Nu, in 1984/1985, had ze zich slechts verdedigd tegen het resolute plan van de regering om de Britse mijnbouw in sneltreinvaart af te bouwen en uit te verkopen. Het was dit keer Thatcher die aanviel – en daarvoor een heel strijdplan ontwikkeld bleek te hebben, al in de tijd vóór ze haar ambtswoning in 10 Downingstreet betrok. Ruim vóór de overname van de regeermacht van de Labour-partij had zij met haar getrouwen besloten dat na het veroveren van de macht in het parlement, de macht van de vakbonden gebroken diende te worden. Alleen zó zou een herhaling van 1974 te voorkomen zijn. Niet alleen werd vroegtijdig tot de strijd besloten, ook de tegenstander werd al snel uitgekozen: de tot dan schijnbaar oppermachtige Britse mijnwerkersvakbond National Union of Miners, sinds 1981 geleid door zijn militante voorman Arthur Scargill.

Thatcher: There is no such thing as society

Mijnwerkers hadden door hun enorme inzet in de Tweede Wereldoorlog, toen hun kolen de Britse oorlogsproductie op peil hielden, een geweldige naam en faam verworven op de Britse eilanden. En dat hadden ze sindsdien meermaals in klinkende munt of betere werkomstandigheden omgezet. Regeringen vreesden de sterke arm van de mijnwerkers en hun bond. Britse mijnwerkers waren harde werkers maar ook trotse arbeiders, hecht georganiseerd in hun vakbond en hun gemeenschappen. Rondom de pit (de ‘kuil’ oftewel de mijn) bloeide decennialang een variëteit aan activiteiten: bingo’s, harmonieën, dartclubs, toneelverenigingen, voetbalteams – en pubs natuurlijk. In veel dorpen was bijna iedereen op de een of andere manier met de mijn verbonden. Als mijnwerker, bovengrondse medewerker, toeleverancier, afnemer. Ze vonden hun mijnen ook best bij de tijd, hoe zwaar hun werk vaak ook was. Toch werd de Britse mijnbouw zwaar gesubsidieerd – wat volstrekt indruiste tegen Thatcher’s opvattingen over de rol van de staat in de samenleving die zíj voor ogen had. Hoewel, samenleving… volgens Thatcher bestond er juist ‘no such thing as society’. De maatschappij was een verzameling van individuen, die allemaal hun eigen weg zouden moeten zoeken. De optelsom van individuele activiteiten en prestaties zou het beste resultaat voor het algemeen belang opleveren, dacht ze, in navolging van de Schot Adam Smith, grondlegger in de 18de eeuw van het economische liberalisme.

Het afbouwen en uitverkopen van de mijnbouw paste bij Thatcher’s visie – maar vormde ook onderdeel van haar strijdplan om de macht van de Britse bonden te breken. Die waren tot dan nauw verbonden aan de politieke tegenstander van Thatcher’s conservatieve Tories, de Britse Labour partij, en hadden een onmiskenbare en grote invloed op de economische en politieke besluitvorming in het Verenigd Koninkrijk.

De val gaat open

Stap voor stap werkte Thatcher met haar inner circle in het geheim het strijdplan uit tegen de Mijnwerkersvakbond. Er werd een saneringsplan opgesteld om binnen één jaar 25 mijnen te sluiten en 20.000 mijnwerkers naar huis te sturen. Daarna zou de rest volgen. Mijnwerkersvoorman Scargill legde al vroegtijdig beslag op dat plan, maar niemand geloofde hem toen hij naar voren bracht dat de regering werkelijk een frontale aanval op de 180.000 mijnwerkers aan het voorbereiden was. Ook zijn eigen aanhang geloofde dat niet – maar het was wél waar. Vooraleer de regering en de door haar beheerste National Coal Board hun saneringsplannen openbaar maakten, moesten er nog een aantal andere zaken geregeld worden. In het geheim werd gewerkt aan de opbouw van enorme kolenvoorraden in het land. Daarmee zou voorkomen moeten worden dat bij een mijnwerkerstaking de energiecentrales van het land al snel op zwart zouden gaan. Het doven van het licht had in 1974 Thatcher’s voorganger Heath de das omgedaan. De kaarsenkandelaars in de huiskamers symboliseerden toen voor Britse burgers de almacht van de mijnwerkersbond. Dat zou nu niet mogen gebeuren, vandaar de stiekeme voorraadvorming. Als extra verdediging werden alvast contracten gesloten voor eventuele leverantie van buitenlandse kolen aan het Verenigd Koninkrijk. Ook werden ongeorganiseerde vrachtwagenchauffeurs gecharterd om het transport van kolen door het land in tijden van staking overeind te kunnen houden. Omdat een ontketende vakbond tot veel in staat moest worden geacht, werd voorafgaand aan het bekendmaken van de sanering de politie ingrijpend gereorganiseerd. Met mobiele eenheden moest de regering haar politietroepen snel en efficiënt kunnen inzetten op plekken waar pickets, postende mijnwerkers, zouden proberen te verhinderen dat werkwilligen de mijn ín en kolenvrachtwagens de mijn úít zouden gaan. Ook werd de wetgeving tegen het posten door vakbonden aangescherpt en werden de mogelijkheden voor de politie om daartegen op te treden uitgebreid. Tot slot werden de regels over het recht op bijstand aangepast, zodat wanneer de mijnwerkers in staking zouden gaan, hun vrouwen en kinderen geen aanspraak op bijstand van de overheid voor het levensonderhoud zouden kunnen doen. In de mijnwerkersbond was geen regeling voor gewone stakingsuitkeringen. Alleen zij die actief meededen aan posten bij de mijnen, zouden aanspraak kunnen maken op een minimale dagvergoeding.

Zo werd de strijdkracht van de regering minutieus opgebouwd. Onlangs zei Neil Kinnock, destijds leider van Labour, dat de sanering van de mijnbouw een zorgvuldig gelegde val van Thatcher was geweest – en dat Arthur Scargill zo dom was geweest er met beide voeten in te trappen, zijn achterban met zich meenemend. Hoe dan ook, pas toen de regering alle voorbereidende maatregelen had getroffen en de National Coal Board onder de leiding had gebracht van Ian MacGregor, die zojuist British Steel al goeddeels van zijn verliezen maar ook van de helft van zijn personeel afgeholpen had, werd de oorlogsverklaring gedaan.

Oorlog

Op 1 maart 1984 – met de winter achter de rug en de lente en zomer voor de boeg – kondigde de National Coal Board de onmiddellijke sluiting af van vijf en daarna nog eens twintig mijnen. Dat zou 20.000 mijnwerkers de baan kosten – en er was niet over te praten. Enkele dagen later liepen in Yorkshire de eerste mijnwerkers de mijn uit en de straat op, snel gevolgd door collega’s elders in het land. Op 12 maart verklaarde Scargill dat de plannen van de regering onaanvaardbaar waren en riep hij de nationale mijnstaking uit. Het zou buigen of barsten worden, liet Scargill weten – en hij had er alle vertrouwen in dat net als tien jaar eerder niet de bonden maar de regering het loodje zou leggen. Vanaf het begin was de confrontatie ook voor hem, net als voor de regering, een politieke krachtmeting die met de capitulatie van de één of de ander zou moeten eindigen.

Aanvankelijk zag het er slecht uit voor de aanvallende regering. Thatcher’s verklaringen aan het Britse volk dat het nu eenmaal niet anders kon, overtuigden weinigen. In april 1984 was 80 procent van alle mijnwerkers in staking. Haar openlijke oorlogsverklaring aan de vakbond (‘Op de Falklands vochten we tegen een buitenlandse vijand, nu hebben we te maken met een binnenlandse vijand die nog harder en gevaarlijker voor onze vrijheid is’) werkte evenmin. Hoewel halfhartig, stelde de nationale vakbondsfederatie TUC zich in de eerste maanden achter de stakers op. En Labour hield zich vooral stil, liet Thatcher haar boontjes doppen en de bonden de hunne. In reactie op die ontwikkeling verhoogde de regering de druk op de stakers door de politie harder te laten optreden tegen het posten bij mijnen en andere acties in het land. Overal werden mijnwerkers opgepakt en aangeklaagd voor verstoring van de openbare orde. Gedurende de staking zouden in totaal 11.291 mensen worden gearresteerd en 8.392 aangeklaagd. Veel arrestaties volgden na de Slag bij Orgreave, in Zuid-Yorkshire op 18 juni 1984. Vijfduizend mijnwerkers botsten op achtduizend politieagenten in een poging de afvoer van grote kolenvoorraden, die de regering daar had liggen, te blokkeren. Op het slagveld bleven 123 gewonden achter. Een honderdtal mijnwerkers belandde in de politiecel.

In de daarop volgende weken en maanden kreeg de politie steeds meer bevoegdheden en kneep de regering de laatste mogelijkheden af voor mijnwerkersgezinnen om nog wat bijstand in levensonderhoud te krijgen. De armoede in de mijnwerkersgemeenschappen nam hand over hand toe. De Britse rechtbanken legden enorme boetes aan de Mijnwerkersbond op voor haar ‘illegale’ acties en in oktober van dat jaar stond de High Court beslaglegging toe van de regering op de fondsen van de Mijnwerkersbond. Ondertussen werden geruchten verspreid dat Scargill wereldwijd om geld aan het bedelen was, van Libië tot Rusland. En de Britse Geheime Dienst MI-5 maakte overuren in het volgen en afluisteren van de vakbondsleiding, zoals jaren later de toenmalige directeur-generaal zou toegeven. In totaal kostte de inzet van de politie om de stakers te bestrijden, de Britse belastingbetaler omgerekend een kwart miljard euro.

Solidariteit

De aanvankelijke steun in woord van de andere vakbonden bleek zich gaandeweg het jaar niet te vertalen in daadwerkelijke steun. Hoewel sommige bonden zich solidair verklaarden en her en der tot actie overgingen, werd de houding van de overkoepelende TUC-federatie steeds wankelmoediger. Steeds meer stemmen gingen op dat Scargill op autoritaire wijze de staking had uitgeroepen in plaats van een geheime stemming onder alle leden te organiseren. Die roep kwam vooral uit Nottingham, waar de mijnwerkers niet aan de staking meededen. Hun regionale leiders waren van mening dat de mijnen in dat deel van Engeland veel moderner dan de rest waren en dus niet met sluiting zouden worden bedreigd. Steeds verder sloten zij zich af van de NUM en uiteindelijk richtten ze hun eigen vakbond op. Met hen als argument, was ook Labour steeds meer geneigd om de staking te veroordelen en een stemming te eisen.

Lieten de meeste vakbonden de mijnwerkers in de steek, onder het Britse volk werd juist een heleboel solidariteit georganiseerd. Women against pit closures werd een begrip – en deed het besef dat vrouwen er toe doen snel groeien bij de van oudsher ietwat conservatieve mijnwerkers. Hulpgoederen werden overal in het land ingezameld en naar de mijnwerkersgemeenschappen gebracht. Dat inspireerde vervolgens ook mensen elders. Vakbonden in Frankrijk, België en Duitsland stuurden hulpgoederen. Geld was niet mogelijk, dat werd in beslag genomen door de Britse overheid. In Nederland was de toen nog piepkleine Socialistische Partij vastbesloten de mijnwerkers een hart onder het riem en een bord eten in de mond te stoppen. Huis aan huis werd geld opgehaald om voedseltransporten te bekostigen. Die mocht de Britse regering op basis van internationale afspraken immers niet belemmeren. De zo georganiseerde steun werd warm ontvangen in door de SP ‘geadopteerde’ mijnwerkersgemeenschappen. Eerst in Kent, toen in Derbyshire en Yorkshire, later ook nog in Wales en Schotland. Vanaf de zomer van 1984 tot aan het einde van de staking in maart 1985 bleek de kleine SP in staat om tonnen voedsel en later ook nog kleding en zelfs speelgoed af te leveren bij de mijnwerkers. Greetings & Support from Holland was de eenvoudige mededeling op de voedselpakketten die gretig aftrek vonden. En ingezamelde kleding vond via gratis ‘kledingbeurzen’ ook snel zijn weg naar de mijnwerkersfamilies.

Capitulatie

Alle solidariteit ten spijt, de mijnwerkers konden de regering niet op de knieën krijgen. De voorbereidingen waren gewoon té goed geweest, het strijdplan te uitgekiend en de solidariteit tussen de vakbonden en tussen bond en Labour te zwak. De bond kón de lichten niet doen uitgaan, nu de elektriciteitscentrales hun kolen elders haalden. En dus ontliep het grote publiek een verplichte keuze tussen regering en mijnwerkers. Ondertussen werd de armoe groter en groter, de schulden hoopten zich op in de huishoudens, de tegenstellingen in de gemeenschappen groeiden tussen stakers en werkwilligen. De National Coal Board deed er alles aan om stakers tot werkhervatting over te halen en naarmate de armoede groeide, zwakte het verzet en de eensgezindheid af. Treurige verhalen werden bekend van vaders die uit armoe het werk hervatten, zodat hun zoons konden doorstaken en niet de eeuwige schande hoefden te dragen een scab, een onderkruiper te zijn. De vorig jaar bekroonde musical Billy Elliot toont de treurigheid en ellende van dat stakingsjaar, net als de tien jaar eerder gemaakte gelijknamige film dat zo subliem deed.

Op 3 maart 1985, na een jaar van heldhaftige strijd, moesten de mijnwerkers capituleren. Dat deden ze met pijn in het hart, en met slechts een erg krappe meerderheid – maar ze deden het ook in stijl, marcherend achter hun eigen muziekkorpsen die eerst de dorpen rond trokken vooraleer de mijn in te gaan.

Die terugkeer was van korte duur. Nadat de mijnwerkers bogen, vlogen ze in sneltreinvaart de poort uit. Premier Thatcher hield duidelijk niet van half werk en hield het dus ook niet bij twintigduizend ontslagen. Haar actieplan behelsde totale afbouw van wat ooit Britain’s trots was. Het overgrote deel van de Britse mijnen sloot na de capitulatie de poorten. Van de 120 mijnen uit 1984 zijn er nu nog slechts vier open. Hele gemeenschappen verloren na 1985 hun werk. Zelfmoord onder mijnwerkers nam in de nadagen van de staking dramatische vormen aan. In sommige plekken liep de werkloosheid op tot boven de 50 procent. Veel jongeren trokken weg, hun woonplaatsen veranderden in spookdorpen.

En Thatcher? Die triomfeerde. Na de mijnwerkersbond op de knieën te hebben gedwongen, maakte ze korte metten met de andere bonden. In haar neoliberale visie was geen plek voor georganiseerde werknemers die een macht kunnen vormen tegen ondernemers. Haar overwinning werd een inspirerend voorbeeld voor andere politici die wilden afrekenden met de verzorgingsstaat en ook een maatschappij naar neoliberale snit wensten. Onder hen de Nederlandse premier Ruud Lubbers, die heel close werd met de Iron Lady. Nog closer was natuurlijk de Amerikaanse president Ronald Reagan, die een verliefde blik in de ogen kreeg wanneer hij zijn zielsverwant aan de andere kant van de oceaan ontmoette.

Natuurlijk was ook Thatcher’s succes tijdelijk. Uiteindelijk moest ze het veld ruimen omdat de Britten genoeg van haar kregen en hun hoop gingen stellen op de jonge, energieke nieuwe man van Labour, genaamd Tony Blair. Dat Blair ideologisch veel dichter bij Thatcher stond dan bij Old Labour was toen voor velen nog onbekend. Pas nadat Blair zijn eigen New Labour creëerde, de oude kaders uit zijn partij verdreef en de macht van de bonden in Labour ophief, werd duidelijker hoe ook Labour een van de kamers van het neoliberale huis betrokken had, net als andere Europese sociaaldemocratische partijen in de jaren negentig. In de aanstaande verkiezingsstrijd zal het voor veel Britse kiezers onduidelijk zijn waar de werkelijke verschillen tussen Tories en New Labour liggen. Ook dát heeft dus zijn wortels in de heroïsche strijd en catastrofale ondergang van de Britse vakbonden in 1985.

De eerste drie voedseltransporten van de SP naar de ‘geadopteerde’ mijnen:

1.464 blikken gekookte ham 1.008 blikken rundvlees 2.016 blikken boterhamworst 2.016 blikken niertjes in saus 5.016 stuks smeerleverworst 2.021 stuks leverworst 1.049 stuks gekookte worst 2.017 pond bacon 1.233 pond schouderham 1.064 pond katenspek 16.128 blikken maaltijdsoep 1.008 blikken sperziebonen 1.008 blikken bonen in tomatensaus 1.008 blikken doperwten 696 blikken wortels 9.000 kilo aardappelen 2.016 pakken cornflakes 2.000 pakjes margarine 1.056 pond kaas 1.000 kilo waspoeder 3.024 stuks zeep

*Tiny Kox was voor het toenmalige bestuur van de SP de schakel met de Britse mijnwerkers. Hij reisde in 1984 en 1985 veelvuldig naar de door de SP geadopteerde mijnwerkersgemeenschappen en kon zo de historische strijd van heel dichtbij volgen.