Reden genoeg voor een ander Europa

De laatste Europese Top in Sevilla heeft geen oplossing gevonden voor de problemen op het gebied van financiën en landbouw die een snelle uitbreiding van de EU naar het oosten in de weg staan. Opnieuw een signaal dat de EU vastloopt. Maar of het goed gaat met de EU is minder belangrijk dan of het goed gaat met de mensen en hun leefmilieu, en wat Europese samenwerking daaraan kan bijdragen. En hoe we binnen die samenwerking democratische verworvenheden veilig kunnen stellen.

De meeste mensen in de Europese landen hebben wel behoefte aan een samenwerking die grensoverschrijdende problemen oplost en voorkòmt dat gewelddadige conflicten tussen staten uit het verleden zich herhalen. Bij die behoefte past het zorgen voor beter grensoverschrijdend openbaar vervoer, milieuregels die tegengaan dat ieder z’n vuilste bedrijven en afvalbergen tegen de grens aan bouwt, het leren van elkaars beste prestaties, en solidariteit met regio’s die door een ongunstige verkeersligging of een achterstand niet goed kunnen meekomen met de rest. Sympathie voor gezamenlijke inspanningen bestaat ook als het gaat om een schoon milieu op wereldschaal, ontwikkelingshulp aan arme landen en bestrijding van de doodstraf. Waaraan veel mensen daarentegen absoluut geen behoefte hebben is inmenging in hun binnenlandse politiek, het afschaffen van als nuttig ervaren beschermingsmaatregelen, het opleggen van als schadelijk ervaren voorschriften of het gemakkelijk maken van militaire avonturen buiten het EU-gebied. Ergernis wekt dat de EU dwingt om gezond vee preventief af te slachten in plaats van het in te enten tegen varkenpest of mond- en klauwzeer. Dat geldt ook voor de invoering van de Euro, die inmiddels niet alleen maar een aantrekkelijke vakantiemunt blijkt te zijn maar ook kan leiden tot prijsverhogingen en verdere overheidsbezuinigingen. Soms boekt het protest resultaat. Zoals de voorgestelde dwang om lidstaten en steden hun openbaar vervoer te laten privatiseren, een maatregel die eind vorig jaar op mijn voorstel door het EP met 317 tegen 224 stemmen werd weggestemd. Zulke voorstellen geven aan dat de Raad van ministers en de leden van de Europese Commissie zich vaak met de verkeerde zaken bezighouden.

Veelal komt het optreden van de EU erop neer dat kleinschalig bestuur, met openbaarheid en mogelijkheden tot inspraak, wordt vervangen door grootschalig bestuur dat geen rekening houdt met redelijke verlangens en dat veel macht overlaat aan een Brusselse bureaucratie. De oude, veelal door strijd van vakbeweging en milieubeweging bewerkstelligde, beschermende taak van de overheid wordt vervangen door regels die vooral aantrekkelijk zijn voor grote internationale bedrijven die aan niemand verantwoording schuldig zijn. Niemand hoeft zich erover te verbazen als dit soort Europa vooral onverschilligheid of afkeer oproept. Niet omdat de mensen hun buurvolkeren haten, maar omdat ze deze manier van bestuur afwijzen.

Dat probleem lossen we niet op met de voortdurend door politici bepleite kleine aanpassinkjes van een vastlopende structuur. Zoals voorstellen om de Nederlandse kiezers direct of indirect een van de toekomstige 27 Eurocommissarissen te laten kiezen, of om verkiezingen uit te schrijven voor een Europese president (voorzitter van de Europese Commissie). En ook niet door naast het toch al vrij machteloze EP ook nog eens een afzonderlijke senaat van leden van de nationale parlementen of regeringen in te stellen. Er zijn veel ingrijpender maatregelen nodig. Het beste zou zijn om de Raad, de in het geheim vergaderende ministers die een overblijfsel zijn van het ooit door de autoritaire Franse president De Gaulle bepleitte ’Europa der vaderlanden’ , volledig op te heffen. Dan doet de Europese Commissie voorstellen, het Europees Parlement stemt erover met gewone meerderheid en de nationale parlementen beslissen elk afzonderlijk of ze die besluiten op hun grondgebied willen toepassen. Met zo’n ’inter-parlementair’ in plaats van een ’inter-goevernementeel’ of ’supra-nationaal’ systeem komt dan eindelijk een eind aan de sluipende uitholling van de nationale parlementen, die toch de grootste publieke belangstelling en kiezersopkomst kennen. Maar er is meer nodig dan alleen die democratisering. Als de EU voortaan alle nutteloze en ergerlijke plannen terzijde laat en zich richt op milieubescherming, mensenrechten, vrede en solidariteit valt er heel wat minder te klagen dan nu. Misschien worden de kiezers dan ooit nog eens echt enthousiast voor Europese samenwerking.