nieuws

Vroeg of laat: Flexibele arbeid

In 1997 was 3% van de banen een uitzendbaan. Met de Wet Flex en Zekerheid wilde de Paarse regering onder leiding van toenmalig minister van Sociale Zaken, Melkert ‘de flexibiliteit van de arbeid verruimen en de zekerheid van uitzendkrachten vergroten’.

Jan Marijnissen in de Tweede Kamer op 23 oktober 1997:

Dan ligt hier vandaag het wetsvoorstel Flexibiliteit en zekerheid. Kort gezegd, niet veel meer dan een aanpassing van een belangrijk deel van het arbeids- en ontslagrecht aan de flexwensen van ondernemend Nederland. De regering legt bij de verdediging van dit wetsvoorstel sterk de nadruk op zekerheid voor de werknemer. Ik vind echter dat de balans meer doorslaat naar de wens van flexibiliteit. De zekerheid laat nogal te wensen over. Bijna 60% van de uitzendkrachten wil vast werk. Er is onzekerheid bij de uitzendkrachten over hun toekomst.

In 2010 meldt het UWV dat 34% van de banen een flexbaan is. Uit onderzoek van de FNV blijkt dat 60% van de flexwerkers niet vrijwillig voor flexwerk heeft gekozen. Eén op de twintig flexwerkers had eerst een vast contract, en kon na ontslag terugkomen om hetzelfde werk te doen, maar dan als uitzendkracht.

Twintig jaar na de invoering van de de Wet Flex en zekerheid is het duidelijk. De wet die zekerheid moest bieden heeft de onzekerheid alleen maar groter gemaakt. De SP gaat binnenkort een Wetsvoorstel voor Zekerheid en Flex indienen. Structureel werk moet worden uitgevoerd in vaste banen. Slechts drie procent van de werknemers wil juist wel een flexcontract. Prima. Die kunnen worden ingezet voor onverwachte pieken en vervanging bij ziekte.