Een rotsvast geloof in de kracht van feiten

Dat de bezittende klasse werd bevoordeeld is een historisch feit, maar of dat ook zo blijft is een politieke keuze. Door het formuleren van een feitelijk onderbouwd alter­natief is het mogelijk voor een andere verdeling van geld en macht te kiezen. Met deze boodschap levert Thomas Piketty in zijn nieuwste boek Kapitaal en ideologie een sterk pleidooi voor progressieve verandering, al overtuigt zijn strategie niet direct.

Met ruim elfhonderd pagina’s wereldgeschiedenis, onderbouwd met een ongekende hoeveelheid data, heeft Piketty wederom een cruciale bijdrage geleverd aan de kennis over ongelijkheid. Anders dan zijn voorganger, het meer economische Kapitaal in de 21ste eeuw, is dit boek in de eerste plaats een geschiedkundig verslag. Maar dan wel een met de nadruk op cijfers die historische veranderingen weergeven, in plaats van anekdotes over specifieke gebeurtenissen die aan die veranderingen ten grondslag lagen. Gelukkig betekent de indrukwekkende hoeveelheid data niet dat zijn verhaal droog wordt, want Piketty weet op een levendige manier het cijfermateriaal te duiden.

27 februari 2020: Thomas Piketty signeert tijdens de Brainwash Special. Foto: Jan Boeve / ANP©

Het boek gaat eigenlijk verrassend weinig over ideologie, merkte socioloog en politicoloog Merijn Oudenampsen terecht op in zijn bespreking in NRC Handelsblad. Tegelijkertijd kun je ook precies het tegenover­gestelde zeggen: door niet telkens heel diep in te gaan op de filosofische details van specifieke ideologieën, houdt Piketty de focus op het belang van ideologie behoorlijk scherp. Hij concentreert zich vrijwel volledig op één aspect, namelijk welke rol ideologie heeft gespeeld bij het rechtvaardigen van ongelijkheid.

Ongelijkheidsregimes

Om dat te onderzoeken begint hij in het Oude Europa van de adel, de geestelijkheid en de derde stand, waarin die eerste twee aanzienlijk meer vermogen bezaten dan de rest. Zij rechtvaardigden dit door te stellen dat zij hierdoor hun maatschappelijke rol konden vervullen. Zij zorgden immers voor orde en vrede, dan wel voor intellectuele verdieping. Dit ‘ongelijkheidsregime’, zoals Piketty de ideologische rechtvaardiging van economische ongelijkheid steevast noemt, zou volgens de schrijver niet mogelijk zijn geweest als het niet in bepaalde mate ‘plausibel en accep­tabel’ was. Al werd dit regime zeker ook fysiek afgedwongen.

Toen de Franse Revolutie een einde maakte aan de rol van de adel en de geestelijkheid, werd volgens Piketty direct een ander ongelijkheidsregime opgesteld. Met daarin een centrale rol voor het privé-eigendom, dat als ondeelbaar en onschendbaar werd beschouwd en door de staat beschermd diende te worden.

In het boek bespreekt Piketty talloze regimes waarin dit principe van privé-eigendom leidend is en tot in het extreme wordt doorgetrokken. Zo noemt hij de geschiedenis van het afschaffen van de slavernij – volgens hem typerend voor de manier waarop tegen privébezit werd aangekeken. Het idee was immers: slaven zijn bezit en bezit is heilig. Daarom waren het niet de slaven, maar de slavenhouders die werden gecompenseerd toen slavernij werd verboden. Voor de voormalige slaven restte juist een schuld, waarmee de nieuwgevonden vrijheid maar heel betrekkelijk bleek te zijn.

Illustratie: Len Munnik©

Maakbaarheid

Pas in de eerste helft van de 20ste eeuw werd de extreme ongelijkheid in grote mate aangepakt. Piketty noemt daarbij drie belangrijke ontwikkelingen. Ten eerste dat tegenregimes van sociaaldemocraten en socialisten de grote sociale ongelijkheid succesvol aan de kaak stelden. Ten tweede dat internationale ongelijkheid als gevolg van kolonialisme en slavernij span­ningen vergrootte en tot afscheidings­bewegingen leidde. En ten derde dat nationalistische en racistische tendensen in Europa uitmondden in rivaliteit en uiteindelijk in de Tweede Wereldoorlog. Waar lezers van zijn vorige boek nogal eens de indruk konden krijgen dat het de twee wereldoorlogen waren die de ongelijkheid beëindigden, toont Piketty nu overtuigend aan dat deze trend al veel eerder was ingezet. Zo hadden enkele landen al vanaf eind negentiende eeuw progressieve inkomstenbelas­tingen.

Het resultaat was dat na de Tweede Wereldoorlog de rijkste 1 procent historisch weinig vermogen had (zie bijvoorbeeld de vierde grafiek hier, over de vermogensongelijkheid in Zweden). Volgens Piketty vormde de twintigste eeuw daarmee de grote uitzondering op de rest van de wereldgeschiedenis. Dit was een korte periode waarin fundamenteel anders om werd gegaan met het voorheen heilige privébezit. Een voorbeeld van hoe veranderlijk de wereld kan zijn, en dat dit door politieke keuzes beïnvloed kan worden. Piketty reanimeert daarmee het idee van de maakbare wereld. Het bewijs daarvoor vindt hij in dertig jaar van nationaliseringen, in het aanpakken van de grote vermogenden die moesten opdraaien voor de kosten van de oorlog, en in de opbouw van de verzorgingsstaat.

Sociaaldemocratie medeschuldig

Pas in de jaren tachtig, met de conservatieve (of in onze termen neoliberale) revolutie keert het Westen terug naar het heilig verklaren van privébezit. Progressieve belastingen werden afgeschaft, waardoor de tekorten op de rijksbegroting toenamen. Toen deze tekorten verder opliepen, werd dit als argument gebruikt om de opgebouwde verzorgingsstaat weer af te breken. Tegelijkertijd werd kapitaal internationaal vrijgelaten, waardoor het z’n huidige machtspositie kon innemen.

Door de geschiedenis van de ongelijkheidsregimes en de veranderlijkheid ervan te beschrijven, wil Piketty ons zeggen: ook in onze tijd kan het anders. De sociaaldemocratie heeft in het verleden laten zien dat privébezit niet heilig is, maar is er toen niet in geslaagd de verzorgingsstaat toekomstbestendig te maken. Haar aanpak was te nationaal en zij bood het kapitaal de kans om zich inter­nationaal steeds krachtiger te mani­festeren.

De weg vooruit die Piketty daarom bepleit is de internationale aanpak van kapitaal (zie ook het interview met Piketty). Maar juist het falen van de sociaaldemocratie heeft dit aanzienlijk bemoeilijkt. Door zich te committeren aan het project van het grootkapitaal is zij immers medeschuldig geworden aan de afbraak van de verzorgingsstaat. Piketty ziet dit als belangrijkste reden waarom de traditionele achterban van de sociaaldemocraten heeft plaats­gemaakt voor een nieuwe groep hoogopgeleiden (zie de derde grafiek hier, over de verschuiving van de achterban van linkse partijen). Deze twee zijn diep verdeeld over de vraag wat internationale samenwerking kan betekenen voor een gelijkere wereld.

Optimistisch

Is het mogelijk om deze tegenstelling te overwinnen? Piketty is daar optimistisch over. Met zijn historische aanpak laat Piketty ons zien dat de wereld en onze maatschappij wezenlijk kunnen veranderen en dat wij ons nauwelijks een voorstelling kunnen maken van hoe snel dit kan gebeuren (al is dat vermogen door het coronavirus wellicht wat toegenomen). Piketty lijkt alleen niet zozeer geïnteresseerd in hoe die verandering tot stand kan komen, maar vooral in waar die verandering toe zou moeten leiden. Hij meent dat hij daar de beste plannen voor heeft. Niet voor niets concludeerde Ewald Engelen in De Groene Amsterdammer, na zijn gesprek met Piketty, dat hij iemand is “die meent dat belezenheid, kennis, wijsheid, geruggesteund door zijn academische reputatie en die van zijn instituut, volstaan om in het publieke en politieke debat gelijk te krijgen en zijn voorstellen uiteindelijk via overtuigde politici en beleidsmakers in wetsteksten gegoten te krijgen”. In The Guardian komt politiek econoom William Davies tot hetzelfde oordeel: “Hij lijkt ervan uit te gaan dat er een goed functionerende publieke ruimte bestaat waar beslissingen worden genomen over het toewijzen van eigendom gebaseerd op beredeneerde argumenten en bewijs, in plaats van door macht en opportunisme.”

Maar de geschiedenis, niet in de laatste plaats de meest recente, laat zien dat vrijwel elk verhaal een bepaalde mate van plausibiliteit kan hebben als het maar stellig genoeg gebracht wordt. Zo bewijzen politici van allerlei richtingen elke dag dat feiten maar betrekkelijk zijn in het publieke debat. Piketty stelt dat hun verhalen aantoonbaar zwak zijn en dat dit kansen biedt voor een sterker, alternatief verhaal. Dat is ongetwijfeld waar, maar net als in het verleden is er geen enkele garantie dat dit alter­natief ook succesvol zal worden.

Wie Piketty leest om de geschiedenis van ongelijkheid beter te begrijpen, kan uitzien naar ruim 1.100 geweldige pagina’s. Wie bij de Fransman een strategie zoekt om de wereld te veranderen, komt echter enigszins bedrogen uit.