Ruim de helft van de kinderpsychologen, kinderpsychiaters en andere professionals in de jeugdzorg moet kinderen noodzakelijke hulp weigeren omdat het geld in hun gemeente ‘op’ is. Ruim een derde maakt mee dat huisartsen in hun gemeente beperkingen worden opgelegd om jeugdige patiënten door te verwijzen naar een specialist. Dat blijkt uit een landelijk onderzoek van platform voor onderzoeksjournalistiek Investico onder 390 gemeenten en 120 professionele zorgverleners in de jeugdzorg, mede voor De Groene Amsterdammer en het Algemeen Dagblad.

Sinds de decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeenten in 2015 nemen de wachtlijsten toe; is de werkdruk gestegen en de administratieve last toegenomen, zeggen de hulpverleners vrijwel unaniem. Ruim de helft van hen zegt geen tijd meer te hebben voor het stellen van een goede diagnose. Een van de vijf overweegt te stoppen met het behandelen van kinderen omdat ze het gevoel hebben sinds de decentralisatie hun vak niet meer goed te kunnen uitoefenen. Ook de gemeenten zelf schetsen tegenover Investico een dramatisch beeld over de jeugdzorg. De verdeelsleutel waarmee het Rijk geld verdeelt, is voor velen van hen onnavolgbaar en leidt tot grote verschillen waardoor de jeugdzorg het karakter krijgt van een postcodeloterij. Zo krijgt Zoetermeer, de stad met de meeste kinderen in de jeugdzorg, slechts 7500 euro per kind in de zorg. Urk daarentegen, met de minste zorgkinderen, krijgt 12.500 euro per kind. Het tekort van Zoetermeer loopt dit jaar op tot zeven miljoen euro.

Gemeenten moeten de jeugdzorg vijftien procent goedkoper uitvoeren dan voorheen. De decentralisatie naar het lokale bestuur had ertoe moeten leiden dat gemeenteraden zelf afwegingen maken over meer of minder geld voor hun jeugdzorg. Dat is nauwelijks gebeurd, blijkt uit het onderzoek. Van de 390 benaderde gemeenten gaven 230 inzicht in hun cijfers. Uit hun cijfers blijkt dat 70 procent géén eigen afweging lijkt te maken over het beschikbare budget maar zich simpelweg houdt aan het bedrag dat het Rijk voor jeugdzorg geeft.

‘De verschillen tussen gemeenten zijn enorm groot. Bizar dat afhankelijk van waar je woont je wel of geen hulp krijgt’, zegt een 43-jarige GGZ-agoog in de enquête. Een 29-jarige orthopedagoog: ‘Voor mij als hulpverlener voelt het onacceptabel dat kinderen niet de benodigde zorg krijgen en dat het afhankelijk is van waar je woont of je redelijke toegang hebt tot zorg.’ Slechts 13 procent van de ondervraagden heeft er nog vertrouwen in dat de problemen kunnen worden opgelost.

De kwaliteit van de zorg holt achteruit, stelt psychiater Michiel Bosman, directeur van GGZ-instelling Dokter Bosman. ‘Ik denk dat het gaat zoals in de thuiszorg. Een verschraling van personeel totdat je uiteindelijk niet meer werkt met gediplomeerden maar met schoonmakers. We werken nu alleen met academici. Straks misschien met HBO’ers. Waar ligt de ondergrens?’ Zorgminister Hugo de Jonge, verantwoordelijk voor de jeugdhulp, zei afgelopen week in de Tweede Kamer zich te beseffen dat aantal gemeenten serieuze knelpunten heeft met jeugdzorg. Naar de oorzaken van de wachtlijsten wil hij onderzoek laten doen.